dinsdag 3 april 2018

Kale bomen

Toen mijn schoonmoeder enkele jaren geleden begon te dementeren, vertelde Harriët me, was een van de eerste dingen die zij daarvan merkte, dat ze bomen niet meer mooi vond. Ze had bomen altijd mooi gevonden maar ineens waren het nare obstakels geworden. Vooral in de herfst, als ze kaal werden: wat doen die dingen daar? En kan iemand die bladeren niet eens opruimen? Auto’s daarentegen, die was ze juist mooi gaan vinden.
Ik vond dat opvallend om te horen. Het is natuurlijk speculeren maar wat zegt dat over ons? Dat als alle beschaving ons verlaat, als rationaliteit ondergeschikt wordt, als we het allemaal niet meer herkennen, dat we dan die veelheid aan grillige, volstrekt onvoorspelbare en ondoorgrondelijke lijnen die ons bij ons volle verstand nog zo konden boeien, ineens niet meer kunnen waarderen? Niet meer kunnen begrijpen, niet meer kunnen volgen? Dat ze ons weerzin, bijna angst inboezemen? Terwijl de sierlijke, strakke en vooral voorspelbare lijnen van een auto, waar zij in elk geval bij haar volle verstand niet speciaal van gecharmeerd was, losgekoppeld van het apparaat dat ze vormgeven ineens wel kunnen bekoren? Ik wil hier geen discussie beginnen over nut en noodzaak van de auto, het is gewoon opvallend dat iemand die helemaal geen autoliefhebster was, in de laatste fase van haar leven, op het moment dat wellicht de betekenis ervan is weggevallen, ineens de schoonheid van die sierlijke, strakke lijnen herkent. En ach, ik moet het als ook niet groot autoliefhebber toegeven: helemaal onbegrijpelijk is dat niet.
We lopen op de nog vroege ochtend van een nog winters aanvoelende tweede paasdag het wandelrondje rond de westelijke Gagelpolder. De bomen zijn nog kaal en als je er je best voor doet, kun je daar best iets naargeestigs in zien. Die kale takkenbossen, die bizarre vormen, die onontwarbare kluwen van grillige en vormeloze lijnen, het heeft iets heksachtigs. Iets kwaadaardigs bijna, als je je daarvoor openstelt. Die associatie lijkt misschien ver gezocht, maar die komt spontaan in me op, los van waar een boom voor staat, los van de ecologische betekenis, de natuurwaarde van een boom. Los van al het leven dat een boom kan herbergen. Alleen kijkend naar vormen, los van wat die vormen inhouden, is het niet vanzelfsprekend dat je bomen mooi vindt. Ook voor een bomenliefhebber niet. Ik vind ze prachtig hoor, die kale bomen, maar ik kan me ook voorstellen dat ze je dan gaan tegenstaan, dat je ze griezelig vind, naargeestig inderdaad. Of je iets mooi vind of niet, op welk terrein dan ook, heeft natuurlijk alles te maken met wat iets is, wat het vertegenwoordigt, wat voor rol het speelt, noem maar op. Als je die twee loskoppelt, vorm en inhoud als het ware, nou ja, dan weet je het soms gewoon niet meer. En uiteindelijk, als alle kennis en alle ervaring wegvalt, houden we blijkbaar meer van sierlijk en voorspelbaar dan van grillig en onvoorspelbaar.

2 april 2018


Niet bij vogels alleen: Even wat anders



Geen opmerkingen:

Een reactie posten