dinsdag 27 juni 2017

Zwarte ooievaars

De wereld, ach ja, … Trump, klimaat, terrorisme, kabinetsformatie, je hoeft geen gerenommeerd opinieleider te zijn om het vermoeden te hebben dat het er niet in alle opzichten even goed voorstaat. Maar verder weet ik er het fijne niet van hoor. En wie eigenlijk wel? Zelfs de president van de Verenigde Staten weet van niets. Uiteindelijk kun je maar het beste vertrouwen op mensen die ergens wel verstand van hebben denk ik weleens, en er verder het zwijgen toe doen. Alleen spreken over iets waar je wel wat van afweet. Over zwarte ooievaars bijvoorbeeld, zeldzame neven van onze eigen ooievaars. Niet helemaal zwart eerlijk gezegd maar meer zwart dan wit, in tegenstelling tot de onze die meer wit zijn dan zwart. Het zijn mysterieuze vogels vind ik. Heel wat uren heb ik destijds als jongeling met mijn neus in een vogelgids gezeten, starend naar de afbeelding van dit legendarische wezen.
Zwarte ooievaar is altijd een van de paradesoorten geweest van de Nieuwe Natuur in Nederland, met name van al die projecten die de rivieren meer vrijheid moesten geven. De ooibossen die daarbij in de uiterwaarden moesten ontstaan, waren ideaal voor ze. Inmiddels is-ie als broedvogel opgerukt tot in de Belgische Ardennen, maar ondanks de vele rivierreservaten en ooibossen die ons land inmiddels rijk is, is-ie bij ons nog altijd slechts een toevallige zwerver. Een regelmatige zwerver, dat dan weer wel, maar hoe dan ook een soort die je niet zo gemakkelijk spontaan tegenkomt. Dus als er weer eens ergens zwarte ooievaars worden gemeld, kan dat aanleiding zijn tot een expeditie op een wat grijze, soms zelfs miezerige (maar op het eind ook zonnige) zondagmiddag door, in dit geval, noord Limburg. Werkzaamheden bij Den Bosch die me dwongen tot een omweg via Rotterdam (vandaar mijn wat sombere bespiegelingen aan het begin van dit verhaal: alle tijd om de krant te lezen), konden me er vandaag niet van weerhouden. Ik had nou eenmaal zwarte ooievaar in mijn hoofd als doelsoort voor vandaag en ach, ik hoefde immers niet zelf te rijden. Dus fietste ik (dat dan weer wel zelf) even na 12 uur vanuit Weert en door Nederweert richting De Banen. Eerste stop: ‘De Kwegt’. Wat precies De Kwegt is en wat niet, is me niet helemaal duidelijk maar er was een uitgestrekt ven en het was de laatste plaats waar ze vanmorgen gezien waren. Maar nu zaten ze er niet meer. Daarna de Banendijk maar eens geprobeerd, waar aan de ene kant het vlakwater is, waar de vogels ook geregeld gezien waren, en aan de andere kant het grote ven van de Banen zelf. Geelgorzen, boompiepers, gele kwikstaarten. Ondiepe wateren met struwelenwoud op de oevers, natte graslanden, hooilanden, ideaal terrein. Blauwborst, koevinkjes, zwermen van kruipende moerasweegbree, wat nogal zeldzaam schijnt te zijn, maar nog altijd geen zwarte ooievaars. En terug bij de Kwegt nog steeds niet. Ik begon al een beetje ongerust te worden toen, weer op de hoofdweg: daar waren ze eindelijk! Ik pikte ze vrij ver in het noordoosten op, zo’n beetje boven de Banen, maar uiteindelijk vlogen ze fraai laag over me heen en streken neer in het gebiedje achter me. Daar vond ik ze later terug in een poel voor de bosrand. En ik moet zeggen, hoe fraai en majestueus ze er in vlucht ook uitzien, aan de grond vind ik ze eerlijk gezegd een beetje misbaksels, mislukte ooievaars. Elke keer weer als ik ze zo zie denk ik: eigenlijk zijn de onze mooier. Maar ja, deze zijn zeldzaam hè, dat telt.

25 juni 2017


En dan nog deze: Op avontuur in de natuur



zondag 18 juni 2017

Avondexcursie Biesbosch

We hadden dit keer tot een avondexcursie besloten. Waarom, daar kun je je vraagtekens bij zetten want toen het begon te schemeren en het echt avond werd, toen zaten we alweer in de auto terug naar Utrecht. Maar toch, met een gewone dagexcursie hadden we ongetwijfeld dat laatste half uurtje gemist: nog steeds een stralende hemel maar inmiddels voelbare avondkoelte die voelt als een koud glas wijn, of bier zo u wilt, op een warme zomeravond. Achter ons zingt nog altijd af en toe de cetti’s zanger. Voor ons passeren af en toe een of twee lepelaars van de groep van meer dan zestig die zojuist nog rustte in polder Hardenhoek. Op weg naar hun slaapplaats, vermoeden we. Af en toe verraadt zich een zwartkopmeeuw tussen de passerende kokmeeuwen, door zijn aparte, mauwende roep of door zijn lichte, contrastarme vleugels. Of door allebei. Een zilverreiger hoog in een boom ver weg aan de overkant. En toen koerste ineens een enorme harige bruine kop door het water. Af en toe een licht gespartel en dan verdween het hele lijf van misschien wel een meter lang onder water, om pas minuten later verderop weer boven te komen. Bever! Korte tijd later gevolgd door een tweede.
Met die bever, helemaal op het eind van de avond, is alvast de soort van de dag verklapt. En dat was dan nog niet eens een vogel. Wat vogels betreft begonnen we de dag aan het eind van de middag in polder Muggenwaard, onderdeel van de Noordwaard wat zo’n beetje het nieuw tot natuur omgevormde en gedeeltelijk onder water gezette gebied is tussen Werkendam en de bekende polders Hardenhoek en Maltha. In de Muggenwaard vooral tientallen kieviten, tureluurs en kokmeeuwen maar ook drie mooie steltkluten, die overigens na een half uur of zo ineens verdwenen leken. We hadden ze niet zien wegvliegen maar ze waren onvindbaar. Met onder andere een zilverplevier, op een ongebruikelijke plek op een ongebruikelijk moment en in een ongebruikelijk kleed, een vuurlibel, kluten, kleine plevieren, zingende gele kwikstaart, kleine zilverreiger, een zomertaling en minimaal twaalf casarca’s, bouwden we alvast een aardig soortenlijstje op.
De eerste cetti’s zanger, nou ja, een paar gevalletjes uit de auto niet meegerekend, hoorden we verderop vanaf de weg die mooi zicht biedt op het beroemde eerste visarendennest van Nederland. Ook dit jaar is dat weer bezet. We hadden mooi zicht op eerst een en daarna twee oudervogels en af en toe op de kop van een jong dat zich strekte in de hoop op een hapje van vader of moeder. Beleef de lente in Nederland! We bezochten nog de Reugtweg, met zicht op een grote plas met onder andere tientallen grutto’s en kieviten en foeragerende gierzwaluwen waartussen we natuurlijk hard op zoek gingen naar die ene siberische gierzwaluw. En eindigden tenslotte aan de punt van de landtong diep in de Hardenhoek, waar twee bevers deze avond van een mooie afsluiting voorzagen.

17 juni 2017

Avonden in juni

Avonden in juni: je hebt ze in soorten en maten maar voor mij hebben ze iets legendarisch. Al vaak heb ik op zo’n zwoele zomeravond in het schemerlicht dat zich tot bijna middernacht uitstrekt, bij Tienhoven staan wachten tot daar het woudaapje begon te roepen. De laatste jaren helaas vergeefs: is er alweer sinds jaren verdwenen. Of op de Kanaaldijk langs polder Achteraf, wirwar van water en riet, staan luisteren naar het koor van snorren en sprinkhaanzangers, bosrietzangers en blauwborsten, af en toe een waterral en wie weet een porseleinhoen, in de hoop dat er een roepje van kleinst waterhoen voorbij zou komen. Ook dat is er de laatste jaren nog maar zelden bij: ook de hoogtijdagen van kleinst waterhoen liggen hier alweer een aantal jaren achter ons. Toch loont het altijd de moeite er weer een avondje te gaan staan, in die steeds hermetischer duisternis waarin steeds meer de nachtelijke geluiden de overhand hebben. Laatst stond ik er weer. Kikkers, veenmollen, snor, blauwborsten, sprinkhaanzanger en boven me een enorme zwerm insecten. Piepkleine beestjes maar het zoemde ervan en het verleidde me tot een griezelige gedachte: ze zijn met zoveel, die insecten, als die eens met zijn allen gecoördineerd tegen de mens te strijde trokken, het zou afgelopen zijn met ons. Toen, halverwege die gedachte, hé, een roepje. Was dit ‘m niet? Eén keer slechts en dan realiseer je je altijd pas achteraf wat je gehoord meent te hebben. Te weinig dus, te kort en eigenlijk moest je het maar vergeten. Maar het leek er wel verdacht veel op en eerlijk gezegd beschouw ik me sinds de invasie van kleinst waterhoen hier, alweer zoveel jaar geleden, wel als een expert op dit gebied. Onzeker kleinst waterhoen dus. Nou ja, heb je uiteindelijk niks aan.
Verder nog in de verte bedelroepende jonge ransuilen. En op de terugweg diverse luid baltsroepende bosuilen, waarvan eentje vlakbij en net zichtbaar in het lantaarnlicht in de top van een boom. Die hoor je meestal niet zo veel meer in juni. Wat bracht die ineens tot zulke massale activiteit?
Afgelopen avond was ik opnieuw op pad, dit keer naar polder Achttienhoven, achter Westbroek. Het laatste daglicht sijpelt weg, de laatste veldleeuwerik, ja die heb je hier nog, zo’n beetje de laatste plek rond de stad, de laatste veldleeuwerik dus in dubbel opzicht zingt nog wat na. Een mooie strook ongemaaid hooiland en ineens van daaruit: roepende kwartel! Hoera. Landelijk niet zeldzaam maar rond Utrecht een hele leuke soort.
Het waren weer een paar mooie, klassieke avonden in juni. Ja, ze maakten hun faam weer helemaal waar.

16 juni 2017

woensdag 7 juni 2017

Gezinsuitje

Meestal als ik op Texel ben, heb ik haast. Als er al niet een of andere zeldzaamheid zit op de noordpunt van het eiland, die me dwingt tot een zweet verwekkende worsteling met de op Texel altijd waaiende wind, dan wil ik zo snel mogelijk zo veel mogelijk plekken afspeuren om zelf die zeldzaamheid te vinden. Dat eerste vaak met succes, dat laatste helaas zelden. Maar vandaag was het anders. Vandaag was het juni. Vandaag was er buiten de standaard Texelsoorten weinig te halen, al weet je dat natuurlijk nooit als je ze niet zoekt. En vooral: vandaag hadden we een gezinsuitje naar het eiland. Na grauwe fitis, grauwe klauwier en slangenarend de afgelopen drie dagen kon ik me dat veroorloven, vond ik.
Het was een mooie zomerdag, met volop zon, met een stevige zuidwestenwind maar toch zacht. Ontspannen fietsten we over het zuidelijke deel van het eiland. De Petten, de Geul, Mokbaai, Hoornderslag en waddendijk langs de Schanserwaard (wie dat niets zegt, mij zei het tot vandaag ook niets: nog lang geen Oudeschild): verder kwamen we niet. Heerlijk de tijd genomen. Op het uitzichtduin bij de Geul, met zicht op de plas omringd door rietlanden en lage duinen, en op aalscholvers, geregeld een kiekendief en af en toe langs zeilende lepelaars. Op de Mokweg met zicht op de Mokbaai die een diepe wig slaat in het eiland en waar bij hoog water op de hoogste delen van de baai de wadvogels zich verzamelen die zich bij laag water verspreiden over het droog vallende wad. Hoewel vandaag niet veel meer dan een eenzame rotgans. Op een terrasje in het zonnetje in Den Hoorn, met live muziek van een Amerikaanse zanger en een Oost Groningse zangeres die op het eiland verzeild geraakt waren. Op het strand van het Hoornderslag waar ik de anderen maar niet wees op die ene adulte jan van gent die ik korte tijd ver weg boven zee zag. En op de waddendijk aan het eind van de Amaliaweg, waar een aanhoudende stroom grote sterns over de Waddenzee naar zuidwest trok. Het is maar een heel klein stukje van het eiland, maar vandaag hadden we er voldoende aan. Die gekamde duinen, die natte laagtes, het zigzaggende polderland, de bloeiende vlieren, de orchideeën in het grasland, het is allemaal mooi genoeg. Daarvoor hoef je op Texel niet ver te fietsen. Zeldzame vogels waren vandaag niet aan de orde, maar het was fijn om de anderen wulpen te kunnen wijzen, en tureluurs, een krappe handvol rosse grutto’s en een boel grote sterns en visdieven. En kluten natuurlijk, daar houdt Harriët altijd zo van, en wie trouwens niet? Lepelaars, op het wad eiders met jongen, steenlopers, ja, het was een mooie dag.

5 juni 2017