vrijdag 28 oktober 2016

Brubo

Effe heen en weer naar Duindorp voor een bruine boszanger. Nou was dat ‘effe’ natuurlijk wensdenken en bleek de praktijk weerbarstig. Zoals te verwachten was. Signalen uit het veld waren duidelijk genoeg. Door heel wat mensen is de vogel dan ook slechts als ‘roepend’ ingevoerd. En het is er natuurlijk ook de soort niet naar. Dus duurde ‘effe’ ruim twee uur, staand aan dat grindpaadje randje Duindorp en turend in een ondoordringbare wirwar van takjes en twijgjes en doornig hout en vergeelde blaadjes, geen doorkomen aan, voor misschien tien tellen dat ik de vogel in beeld had, en daar mocht ik dus niks over klagen. Effectieve tijdsbesteding, efficiënt gebruik van je schaarse beschikbare uren, dat is iets waar wij vogelaars nog weleens een boompje over kunnen opzetten. Liefst een boompje met bruine boszanger. Maar die tien tellen, die waren die uren wachten en zoeken en luisteren of je misschien ergens een zacht, binnensmonds ‘tsjak’ hoorde, ruimschoots waard. Dat luisteren, door het geruis van de zeewind en het gekraak van het struweel heen, een langsfietsende vader met bakfiets met krijsend dochtertje, af en toe een passerende hondenuitlater en af en toe het kabaal van de trams verderop, dat lukte trouwens nog verrassend goed: al vrij gauw klonk een paar keer het zo vurig gewenste roepje uit de diepte van het stekelwoud. Daarna was het echter langdurig stil, wat brubo betreft. Die gaf geen teken van leven meer. Het leek een kansloze affaire. Maar na geruime tijd toch weer af en toe dat stille gesmak, ergens uit de nabijheid. En toen ineens zag ik ‘m, scharrelend door de lage restanten van begroeiing op de bodem van een betrekkelijk open plek in het duinstruweel. En enige tijd vol in de kijker, kruipend over een takje, even een kort stukje fladderend, even half verzonken tussen eeuwenoude bladeren op de grond en toen weer omhoog een takje op klauterend, als een muisje, veel meer is het niet, nauwelijks de moeite om twee uur of meer aan te besteden, maar wel met een fijn snaveltje, met een opvallende wenkbrauw- en oogstreep en verder vooral erg bruin, van boven meer nog dan van onderen, en dat alles maakte dit mormel tot een bruine boszanger, zeldzaamheid uit het verre Siberië of daaromtrent. Toen die na een stuk of tien tellen (en dan hoefde ik niet eens al te hard te tellen) weer uit beeld was, was mijn missie geslaagd en kon ik terug naar de tram, amper honderd meter verderop.
Voor een OV-vogelaar dus een uitstekende bestemming.

28 oktober 2016





Geen opmerkingen:

Een reactie posten