dinsdag 1 maart 2016

412: Amerikaanse tafeleend

Dik twee uur in de trein, een half uur lopen in een sneeuwstorm, een kwartiertje kijken en weer naar huis, weer een half uur lopen, inmiddels in de regen, en weer dik twee uur in de trein: ja, we hebben een leuke hobby. Maar Zuidhorn met smaakt toch beter dan Zuidhorn zonder. Nu kan ik mijn licht ironische Ik laten spreken, niet wars van een flinke dosis zelfspot, maar ook mijn romantischer inborst die spreekt van schoonheid en van stemmige grijstinten waar een ander slechts regen ziet. Of allebei natuurlijk. Hoe dan ook schuilt er schoonheid in zo’n Gronings kanaal dat strak getrokken tussen hoge populieren kaarsrecht door het grijze Groninger land gaat, zuchtend onder de sneeuwval en de bittere zuidenwind. Anderhalve week geleden stond ik hier ook. Toen vormde zich als vanzelf een licht melancholische vertelling van vergeefsheid en de zinloosheid der dingen. Het is er niet van gekomen. Hoeft niet meer. Hoewel die zinloosheid natuurlijk nog fier overeind staat. Maar dat is alleen achteraf. Op het moment zelf dat ik eindelijk naar die amerikaanse tafeleend sta te kijken die me al weken ‘in de nek hijgt’ (dank, Janneke!), voelt er niks zinloos. Al weken lang achtervolgt me die vraag: wild of niet wild? Of, met andere woorden: te gaan of niet te gaan? Aanvankelijk behoorde ik tot de ongelovigen, ik zal het niet ontkennen: natuurlijk komt dat beest ergens uit een kooitje. Maar uiteindelijk trad ik toe tot de agnosten, een groepering waarbij ik me meestal goed thuis voel. Toen ik tenslotte maar besloot te gaan, bleek de vogel echter onvindbaar. En vervolgens liet hij anderhalve week niet van zich horen. Ik had ‘m dan ook al uit mijn hoofd gezet toen-ie vanmorgen toch weer boven water bleek. Decisiontime: moest ik gaan of moest ik niet gaan? Een betere kans dan nadat de vogel gemeld is, krijg je natuurlijk niet, dus ik ging. Onderweg geen enkel bericht, wat me niet optimistisch stemde, maar eenmaal in het laatste treintje naar Zuidhorn de klassieke piep-in-de-rug en zo stond ik uiteindelijk in de sneeuwval en de bittere zuidenwind te turen naar een tafeleend met de kop in de veren aan de overkant van het kanaal. De vraag of dat nou wel alles waard was, werd beantwoord op het moment dat hij even zijn kop oprichtte en zijn snavel toonde, die op een of andere manier zo anders aan zijn kop geplakt zit dan bij onze eigen tafeleend: ja, dit was toch weer alles waard!

1 maart 2016


Meer: Steltstrandloper

Geen opmerkingen:

Een reactie posten