zondag 24 januari 2016

Hoogwoud revisited

Twaalf tellen, misschien vijftien, daar wil ik vanaf zijn, maar langer dan dat heb ik vorige week de roodkeelnachtegaal van Hoogwoud niet in beeld gehad. Nou moest ik ook denken aan die vale pijl die afgelopen herfst langs de boot was gevlogen. Dat had ook nauwelijks meer dan vijftien tellen geduurd en toch was ik daar toen volmaakt gelukkig mee. Dus ook met vijftien tellen roodkeelnachtegaal kon ik prima leven. Maar toen afgelopen week bleek dat de vogel zich inmiddels ook buiten de tuin liet zien en de potentiële kijktijd aanzienlijk was verruimd, wilde ik toch nog een keertje terug om de tijdsduur dat ik een roodkeelnachtegaal in beeld heb gehad, wat op te krikken.
Dus terug naar Hoogwoud, om me opnieuw in de gekte te storten die dit in andere tijden zo onbeduidende Noord-Hollandse dorpje bevangen heeft. Een bijna lenteachtige ochtend, helder en zonnig. In het betreffende wijkje stuitte ik al meteen op de menigte die met telescoop of telelens voor het steegje zat, in afwachting van het bevrijdende moment, iedere keer weer, dat de vogel zich zou laten zien. Collectieve gekte, het zij zo, ik doe daar graag af en toe aan mee.
Aanvankelijk liet de vogel zich niet zien, spanning als vanouds, dat ik ‘m vorige week al had gezien deed niet ter zake: dezelfde schok toen-ie daar ineens zat, op de stenen vlak langs de heg. Parel, pronkjuweel, fantastische vogel die al zo veel heeft losgemaakt aan emoties, aan vreugde en blijdschap maar ook aan scepsis en misnoegen want wie gaat nou uren in de rij staan voor zoiets terwijl er zo veel belangrijker zaken …
Vogel ook die al zoveel discussie heeft losgemaakt. Wild of niet? That’s the question. Het is bijna Shakespeariaans. Voorlopig krijgt-ie van mij het voordeel van de twijfel: schuw en waakzaam, onberispelijk verenkleed, ook op snavel en poten valt niets aan te merken, en het is een tweede kalenderjaarvogel: afgelopen zomer uit het ei gekropen. Zoals verreweg de meeste dwaalgasten: jonge vogels die de weg nog niet zo goed weten. Bij kooivogels zal die verhouding waarschijnlijk anders liggen. Kortom: vooralsnog wijst niets op herkomst uit vogelkooi. Toegegeven: locatie hadden we liever anders gezien. Ook ik had aanvankelijk moeite met het opduiken van deze droomsoort in een tuintje midden in de Noord-Hollandse binnenlanden maar zowel in zijn broedgebied als in zijn overwinteringsgebied schijnt de soort regelmatig in tuinen te verblijven. Het moment waarop hij hier opdook lijkt ook niet zo’n sterk punt: je zou zo’n soort eerder in de herfst verwachten. Maar het is best aannemelijk dat-ie al sinds de herfst in Noordwest-Europa rondhangt. En dat-ie hier probeert te overwinteren is met zo’n zachte winter als we tot nu toe hebben, niet zo heel vreemd. En ook niet nieuw: we hebben de laatste jaren al diverse overwinteraars gehad uit die regio die vroeger alleen maar als zeldzame herfstgasten bekend stonden. Blauwstaarten, bruine boszangers. Iets met klimaat misschien?

Hoe dan ook, los van deze en andere discussies is en blijft het een fantastische vogel. Het is simpelweg een benevelende ervaring om in dat doorsnee burgermanswijkje aan zo’n op het eerste gezicht doorsneevogeltje ineens die azuurrode keel te zien, ingeklemd tussen die markante koptekening van wenkbrauw en mondstreep. Een combinatie die bij veel vogelaars het effect heeft als van een rode lap bij veel stieren. Hij liet zich geregeld mooi zien, in het steegje achter de tuintjes, op het blok hout dat, met meelwormen (! ook een discussie), speciaal voor hem was neergelegd, en boven me in een boompje: onveranderlijk weergaloos.

Na afloop nog een klein ommetje gefietst. Doe ik altijd graag bij zo’n twitch: effe zien waar ik eigenlijk ben en wat er nog meer te beleven is. Erg veel was dat niet: meest lege velden en enkele boerderijen met meest lege, kale fruitbomen. Ik vond nog wel een mooi stukje rietland rond een breder stukje water. Geen vogel te bekennen. Toch winter.

23 januari 2016

zondag 17 januari 2016

411: Roodkeelnachtegaal

Bij menig vogelaar sloeg-ie in als een fragmentatiebom: de melding op vrijdag van een roodkeelnachtegaal! Nota bene roodkeelnachtegaal: lang verwachte en door velen vurig gewenste nieuwe soort voor Nederland. Klein smetje: niet in oktober in een ongerept duinpannetje op Texel of op Vlieland of zo, maar in januari in een tuintje in een voortreffelijk wijkje in Hoogwoud, Noord-Holland. Ik zal het niet ontkennen: ook ik had mijn bedenkingen. Ook ik had me de eerste roodkeelnachtegaal van Nederland anders voorgesteld. Twijfels dus. Roodkeelnachtegaal, waarvoor we iedere herfst het knoestig kreupelhout in de luwte van de zeereep binnenstebuiten keren, in een ordentelijk achtertuintje in Hoogwoud, Noord-Holland? Het moest niet gekker worden. Geruchten over een mogelijk ringetje op de wat vage eerste foto’s van de vogel, deden het vertrouwen in dit geval ook geen goed. En de geruchten over een tweede vogel, iets met blauw, waarmee de nachtegaal samen zou optrekken, al helemaal niet. Voeg daarbij het gegeven dat de vogel zich vooral zou begeven in tuintjes achter hoge schuttingen en vrijwel alleen te zien zou zijn vanuit de huiskamer van de bewoners, en de twijfels dreigden om te slaan in weerzin. Weliswaar had de DBA een voortreffelijke bezoekersregeling georganiseerd (tegen betaling van vijf euro mochten we omstebeurt naar binnen), maar ik zag ons al de halve dag in de rij staan, in een op gewone dagen waarschijnlijk doodstille buitenwijk van Hoogwoud, wachtend op onze beurt om een korte blik te mogen werpen op een roodkeelnachtegaal die waarschijnlijk toch uit een kooitje komt.
Maar ja, roodkeelnachtegaal: heilige graal voor vogelminnend Nederland. Mocht-ie toch echt zijn, en kun je dat uitsluiten? dan wil je hem natuurlijk niet gemist hebben. Dus toch de gok maar gewaagd: de volgende ochtend storten Hans en ik ons in de hectiek van alweer een memorabele twitch. Rijen wachtenden voor de deur, dichte drommen vogelaars die zich opstellen rond groenvoorzieningen en achter elk gerucht aanhollen, we hebben het vaker gezien en natuurlijk vormen ze aanleiding tot zure commentaren op diverse internetfora. Ook dat hebben we vaker gezien. Maar uiteindelijk valt het allemaal reuze mee. Natuurlijk: een fraai stukje straattheater. Met honderden vogelaars op jacht naar de roodkeelnachtegaal. We lijken (lijken?) wel gek! Tv-ploegen storten zich erop als vliegen op de stroop en buurtkinderen pikken een centje mee door ons voor een euro koffie met koek te verkopen. Maar inmiddels is vastgesteld dat de vogel met zekerheid ongeringd is, waarmee een belangrijke horde is genomen op weg naar aanvaarding. (Meer dan dat wordt het niet: de veronderstelling dat de vogel wild zou kunnen zijn. Zeker zullen we het wel nooit weten.) En wanneer we ons om half tien aansluiten bij de rij wachtenden, mogen we zo doorlopen. Want verreweg de meeste wachtenden hebben de vogel al gezien en staan voor de tweede keer in de rij, en als nieuwkomers krijgen we voorrang. Dit gaat bijna te goed, na al onze twijfels en bedenkingen onderweg. Zo gemakkelijk zal het niet zijn, toch?

En inderdaad, zo gemakkelijk wordt het niet: als we in de keuken staan en op de ruggen kijken van de mensen die voor het raam naar de eerste roodkeelnachtegaal voor Nederland staan te kijken, ontstaat er een lichte paniek. Een kat heeft de vogel de tuin uitgejaagd, zodat er toch weer een beproeving volgt, een klassieke oefening in geduld.
Tijdje gewacht en toen, op basis van geruchten, toch maar weer naar buiten, achter de meute aan, het is even niet anders, worstelend om een beetje zicht op een stukje van een tuintje waar de vogel zich mogelijk zou bevinden. Aanvankelijk leverde dat niet meer op dan een wegvliegende flits van wat de vogel geweest zou zijn. Nee, heb je niks aan. Naar een ander tuintje, waar de groep intensief door verrekijkers staat te loeren, en terug naar het eerste tuintje, waar hij nu weer heen gevlogen zou zijn, het zijn licht frustrerende minuten en ik kan iedereen die zegt zich verre van dit soort taferelen te willen houden, prima begrijpen. Maar dan ineens: een vogel op de schutting. Oei! Het rode keeltje, geflankeerd door die strakke tekening van wenkbrauw- en mondstreep: alle scepsis, alle bedenkingen zijn weg want het is ‘m! Weliswaar heel even maar het was ‘m: roodkeelnachtegaal! Na twee tellen was-ie alweer weg en liet ons in extase achter. Roodkeelnachtegaal in Nederland: het ondenkbare toch denkbaar.
Korte tijd later dook-ie weer op in ‘het’ tuintje en genoot ik in de huiskamer nog eens de toegestane 10, 15 tellen van de vogel. Die liet niets te wensen over. Dat rood, die tekening op de kop, wat een fantastisch beest en wat een historische twitch weer.

16 januari 2016


Meer: Amerikaanse tafeleend



maandag 11 januari 2016

Dagje Castricum en Texel

Opgejaagd door alle leuke soorten die ook de eerste dagen van het nieuwe jaar weer overal opduiken, besloot ik op weg naar Texel eerst even uit te stappen in Castricum vanwege een fraaie taigaboomkruiper in een buitenwijk aldaar. Je moet immers ook zelf af en toe van al dat leuks iets meepikken. Of niet? (Soms denk ik weleens … Nou ja, laat ook maar, ik zal de lezer maar niet teveel vermoeien met wat ik soms denk.) Zoveel echte familiarissen heb ik nog niet gezien, eigenlijk nog maar één goede: de vogel destijds van Hoogt van ’t Kruis bij Hilversum, en dat was alweer ruim tien jaar geleden dus hij was de kleine moeite meer dan waard. En als het een beetje wilde vlotten zou het me niet meer dan één boot kosten.
En het wilde een beetje vlotten: na drie keer heen en weer fietsen (het is maar een kort laantje) had ik beet en liet de vogel zich prachtig zien. Hij foerageerde van boom tot boom en poseerde af en toe op korte afstand. Alle details waren zichtbaar: sneeuwwitte onderzijde, prominente wenkbrauwstreep en vooral: het juiste trapjeskenmerk. Daarmee was dit mijn beste familiaris (subsp.) ooit, en een van mijn beste familiarissen (spec.).

Maar op Texel geen gejaag, had ik besloten. Ik had me al bijna voorgenomen me te gaan beperken tot de zuidwestelijke kant van het eiland en soorten als zwarte en witbuikrotgans en roodhalsgans maar voor een andere gelegenheid te bewaren, en de snoeiharde zuidwestenwind was bepaald geen aanleiding om van gedachten te veranderen. Weliswaar was je in een mum van tijd in het noorden, maar daarna ... Nou ja, da’s duidelijk. En toen de versnellingskabel van de vouwfiets knapte en ik alleen nog op de grootste versnelling verder kon, toen was de zaak beklonken. Op de grote met windkracht 6 of meer tegen terug, dat was echt geen optie: verder dan halverwege Den Burg ging ik vandaag niet komen. Zwarte en witbuikrotgans en roodhalsgans, die kwamen nog wel een keer.
Ik moet zeggen, ik heb me op dat kleine stukje Texel prima vermaakt. Vooral met het oprapen van nieuwe jaarsoorten, die natuurlijk zoals te verwachten was nog rijkelijk voor handen waren. Als je nog tureluur, bergeend en wulp moet, dan gaat het snel. Dat vind ik altijd een van de leuke bijkomstigheden van een nieuw jaar: dat het elk jaar weer aanleiding is om ook weer eens tijd te besteden aan de gewonere soorten. Bontbekplevieren, zilverplevieren en na enig zoeken ook een paar kanoeten en kluten in de Mokbaai, bijvoorbeeld. Natuurlijk ook bontjes en drieteenstrandlopers, pijlstaarten en een massa grote mantelmeeuwen, maar die had ik al. Een groepje sneeuwgorzen achter een waas van stuivend zand op de Hors. Enkele blauwe kiekendieven ver weg balancerend op de stormwind. Goudplevieren in de polders tussen Den Hoorn en Den Burg. En tussen de kleine zwanen daar (die had ik natuurlijk al) ook twee wilde zwanen. Die blijken op Texel zodanig zeldzaam, dat een regionale Waarneming-admin me een verzoek stuurde om nadere details. Ik snap dat natuurlijk goed, ook zelf admin immers, maar zo’n vraag heeft altijd iets onheilspellends: ze geloven je niet. Altijd goed om ook eens de andere kant van zo’n vraag te ervaren. Later heeft de betreffende admin zijn verzoek overigens ingetrokken, toen hij de vogels ook zelf had gevonden. Toch een leuke ontdekking. Niet alleen landelijke zeldzaamheden tellen.

10 januari 2016

maandag 4 januari 2016

Nieuwjaarsexcursie

De traditionele nieuwjaarsexcursie van vogelwacht Utrecht kende vandaag twee gezichten. Eerst een uiterst succesvolle ochtend. Dat was geen uitgemaakte zaak, gezien de natte weersvoorspellingen. En ook gezien de stevige wind uit zuidwest. Al gauw liet een van de kuifaalscholvers die zich al enkele weken in de buurt ophouden, zich heel mooi zien, dichtbij op het water voor het eerste lichtbaken, zodat alle karakteristieken die deze soort onderscheiden van onze eigen aalscholvers, goed zichtbaar waren. Maar daarna was natuurlijk het uiteinde van de pier ons doel en daar spatten de golven af en toe meters hoog op. Dat bracht sommige deelnemers lichtelijk in twijfel: was het wel verstandig om helemaal tot het eind te gaan? We besloten het erop te wagen en sommige deelnemers werden daarvoor beloond met een nat pak door een wat al te hoog over de pier spattende golf: de volle laag! Soms kan het lot wreed zijn. Maar aan het uiteinde van de pier, in de luwte van het vuurtorentje, werden alle deelnemers rijkelijk beloond. Want niet alleen hielden zich verderop boven zee tientallen drieteenmeeuwen op die af en toe tot vrij dicht naderden, en niet alleen passeerden af en toe fraaie jan van genten, maar ook verscheen er een grote jager in beeld. Grote jager vind ik zelfs op het toppunt van de herfst een mooie soort, als ze met tientallen gezien worden langs de Nederlandse kust. In januari is het bijna een zeldzaamheid. Geruime tijd zat een op dat moment nog twijfelachtige jager op de verre golven en was grootste deel van de tijd onzichtbaar achter die golven en daardoor voor de meeste deelnemers lastig of zelfs onvindbaar. Maar na enige tijd vloog-ie op en kon toen door bijna alle deelnemers worden opgepikt. En toen was ook ineens alles duidelijk: een donker beest met opvallende witte ‘flashes’ op de vleugels, compact gebouwd en met relatief korte, brede vleugels. Grote jager dus.
Er was nog veel meer te zien deze ochtend: roodkeelduikers, eiders, zwarte zee-eenden, en naast deze gebruikelijke ook een paar veel minder gebruikelijke passanten. Vijf pijlstaarten over zee: die heb ik hier nog niet erg vaak gehad. En wat te zeggen van de watersnip die zomaar uit volle zee kwam aangevlogen. Cadeautjes waren nog op de terugweg die volwassen jan van gent die ineens vlak langs de pier opdook voor een partijtje ravotten met een paar meeuwen om een stukje vis, een schattige jonge zeehond vlak boven het water rustend op de blokken en een adulte geelpootmeeuw op de pier.

Na deze succesvolle ochtend volgde een minder succesvolle middag, toen diverse pogingen om een leuke soort binnen te vissen vergeefs waren. In het havencomplex vonden we slechts een zwarte roodstaart en was er van grote burgemeester en rode patrijs geen spoor. En in de Amsterdamse waterleidingduinen geen spoor van de waterspreeuw die er de afgelopen weken gezien is. Maar mooi wandelen was het er wel en met mooie grote zaagbekken, sperwer en havik en een ijsvogeltje kunnen we ook wel leven. En bovendien was het, en dat gold trouwens voor allebei de gezichten, de hele tijd zo goed als droog gebleven. En dat was wel hét wonder van deze dag en een kostelijke triomf op de nationale weermannen.

3 januari 2016