donderdag 27 november 2014

406: Afrikaanse woestijngrasmus

Toen gistermiddag bekend werd dat er vorige week enkele dagen een afrikaanse woestijngrasmus verblijf had gehouden op een geheime plek nabij Alphen a/d Rijn, was op internet de beer los. Verontwaardiging om het stilhouden van deze soort en begrip voor de goede bedoelingen van de geheimhouders vochten om voorrang. Vooral de mededeling dat de vogel sinds bijna een week niet meer was gezien en dus waarschijnlijk vertrokken was, deed bij velen pijn. Want afrikaanse woestijngrasmus is een nieuwe soort voor Nederland, een standvogel uit Noord Afrika die slechts heel zelden de Middellandse zee oversteekt en nog nooit zo ver noordelijk was vastgesteld. Dat dat mogelijk ook implicaties heeft voor zijn status als al dan niet wilde vogel, werd door de meesten aanvankelijk nog even door de vingers gezien. Voor velen was het een droomsoort en een heus drama om die op deze manier mis te lopen.
Dus toen vanochtend tegen veler verwachting in de vogel werd teruggevonden, was de beer opnieuw los. Dit keer niet alleen op internet, maar vooral ook in het veld. De taferelen die volgden waren voorspelbaar maar ook af en toe hilarisch. Massa’s verlieten huis en haard, kantoor en werkplaats en een lange stoet van vogelaars, telescopen over de schouder (wie niet goed keek kon zomaar denken dat het jagers waren met hun geweer over de schouder), schuifelde en glibberde voetje voor voetje door de vette klei van Hollands Groene Hart, langs gemaaide maïsvelden en gebaggerde sloten en over gammele bruggetjes en losse planken, en verzamelde zich op een plek midden in de polder waar het vogeltje zich blijkbaar ophield. Tegenwoordig, en eigenlijk al vele jaren, kun je dergelijke taferelen van tevoren uittekenen: de rijen geparkeerde auto’s, de haastige vogelaars met gespannen koppen, de rijen telescopen en de high fives en gebalde vuisten (of de vertwijfelde gezichtsuitdrukkingen, de sombere grimassen). Alleen de enscenering is telkens anders. Dit keer midden in oer-Hollands polderland, wel de laatste plek waar je een dergelijke zeldzaamheid zou verwachten, omringd door de platheid waaraan ons land zijn internationale naam en faam te danken heeft.
Oh, en ik doe daar zelf van harte aan mee hoor, aan die taferelen, ik lach er niemand zo hard om uit als mezelf. Bovendien, natuurlijk zijn we gek, natuurlijk verspillen we tijd en energie aan iets volmaakt nutteloos’, iets waar negen van de tien landgenoten niets van begrijpen, maar het is wel een belevenis, ik kan dat iedereen aanraden, baggeren door de klei op zoek naar een vogeltje nauwelijks groter dan een speldeknop.
Soms verlopen zulke twitches soepel en vlekkeloos en is de vogel zo gevonden. Dit keer ging het anders. Althans, voor mij en voor de mensen die ongeveer gelijk met mij arriveerden. Mensen die ons tegemoet kwamen, spraken ons bemoedigend toe: hij zat er nog, hij liet zich prachtig zien, kwam goed. Maar toen ik me bij de groep vogelaars voegde die midden in het weiland bij elkaar stonden te kijken naar een hekje op een bruggetje met een karig bosje brandnetels erachter, was de vogel net even uit beeld. Men wist zeker dat-ie rondhing in de schaarse begroeiing achter het hekje, maar toen hij zich na zowat een half uur nog steeds niet had laten zien, ging er toch maar iemand dichterbij een kijkje nemen. Hij loerde over het hekje, liep om het hekje heen en haalde nog even zijn been door het karige bosje brandnetels, maar niets. Geen spoor van de vogel
Tsja, daar staan we dan. Vind ‘m dan maar eens terug. Akkers in overvloed om ons heen, kale maïsakkers met stoppels en plantenresten zo ver het oog reikte, doorkruist door kilometers verwilderde slootkant en tot in de verte bruggetjes met hekjes en karige bosjes brandnetels. Beest was ons ontsnapt en kon wel overal zitten. De een keek hier, de ander daar en ik had al het gevoel van de dip van het jaar, wat zeg ik, de dip van de eeuw en toen …
Ik had er al niet meer op gerekend maar tot opluchting van velen werd afrikaanse woestijngrasmus anderhalve brug verderop teruggevonden. Zodat we toch weer met zijn allen een feestje konden bouwen. Want oei, wat was-ie mooi! Zo dichtbij als sommige anderen ‘m gezien hadden, getuige de magistrale foto’s die van ‘m verschenen zijn, zo dichtbij kreeg ik ‘m niet te zien maar af en toe liet de vogel zich open en bloot zien en vol in de telescoop was dat ruim voldoende voor een geestverruimende ervaring. Die kleur! Iets tussen bruin en geel in, van een zonnigheid waarvoor de zon helemaal niet hoefde te schijnen vandaag. Hij scharrelde door de begroeiing, verdween soms geruime tijd uit beeld maar was steeds daarna weer helemaal vrij zichtbaar. Heerlijk!
En zo is toch weer alles goed gekomen.

26 november 2014


Meer: Medemblik

dinsdag 25 november 2014

Toch getwitcht

In één week bonte tapuit, vale gierzwaluw en arendbuizerd: de twitcher in mij is aardig aan zijn trekken gekomen de afgelopen tijd. Dan kan er een moment komen dat je denkt: Nu Even Niet! Ik doe voor één keertje niet mee, trek me niets aan van turkestaanse klauwieren, kleine toppers of ringsnaveleenden en ga lekker iets anders doen. (Makkelijk praten natuurlijk: geen van drie nieuw. Als er bijvoorbeeld ergens een, ik noem maar wat, afrikaanse woestijngrasmus had gezeten, had ik natuurlijk wel anders gepiept.) Vandaag met Harriët een heerlijk dagje herfst gedaan, met bos en hei en veld en ven, alles in de daartoe geëigende herfstsfeer. Nou ja, niets nieuws onder de zon natuurlijk, het is ieder jaar min of meer hetzelfde liedje. Maar toch, ieder jaar minstens één keer verplichte kost, wat mij betreft.
Allereerst naar het Leersumse veld, met zijn ongerepte heidevelden, zijn stille vennen en zijn beboste kavels, alles gedrenkt in de laatste kleuren die de herfst nog voor ons in petto had. Niet veel vogels, op een van de vennen één dodaars, maar dat deed er niet toe.
En omdat we tijd over hadden, daarna de bus naar nog een stukje verder genomen, naar Elst om precies te zijn, om daar de fraaie, glooiende hooglanden van de Plantage Willem III te bezoeken. Nee, hoog is het er natuurlijk lang niet, dat weet ik ook wel, maar je kijkt er toch een klein beetje neer op het Rijndal en af en toe wekt die schijnbare ongereptheid van geaccidenteerd open land met stille bosranden en wat verspreide bosjes en kale boompjes toch die indruk. En ook al is ook die ongereptheid maar schijn en vooral het resultaat van mijn eigen fantasie (er is hier flink gekapt om mijn fantasie zover te krijgen, boomstronken steken als grafstenen uit de grond), het is er niet minder mooi om. En het leverde me toch maar mijn eerste klapekster op sinds anderhalf jaar: wel geen bonte tapuit, vale gierzwaluw of arendbuizerd, maar wel mijn soort van deze week. Dus toch nog getwitcht.


23 november 2014

zaterdag 15 november 2014

405: Ondertussen in Den Helder

Den Helder is een mooie stad. Had ik dat laatst niet ook al eens gezegd? Daar zal dan wel reden voor zijn. Je hebt er een modern station, een watertoren, een moderne kerk en een winkelstraat. Een lange winkelstraat met vele winkels, een snackbar en diverse andere etablissementen, die je via drie rotondes naar de uiteinden van de stad brengt. Je zou er een mooie VVV-folder van kunnen maken. Maar wat je vooral hebt in Den Helder, en wat op die VVV-folder waarschijnlijk zou ontbreken, zijn zeldzame vogels. De lijst van topsoorten die alleen al dit jaar de stad en haar omgeving hebben aangedaan, begint langzamerhand mythische proporties aan te nemen. Ik noem een witstaartkievit, een sperwergrasmus, grote franjepoot en steppeklapekster, en dat zijn dan nog alleen de soorten die ik er gezien heb. Ik ben dit jaar dan ook een frequente bezoeker van deze parel van het noorden. En niet alleen om er de boot naar Texel te nemen.
Vandaag kwam daar vale gierzwaluw bij. Jawel, drie dagen na mijn bonte tapuit, één dag nadat Hans me één dag voor was (zo kunnen we inmiddels vaststellen, gisteren was ik er nog lang niet van overtuigd dat hij me slechts één dag voor zou zijn), en een jaar na onze beider dubbele dip van vorig jaar is vale gierzwaluw binnen.
Op deze kille en wat grijzige novemberherfstdag had ik de keus tussen Den Helder en de noordpunt van Texel. Treinsgewijs zijn die identiek dus ik kon mijn keuze tot het laatst uitstellen, maar eerlijk gezegd zag ik de onderneming naar het uiteinde van Texel op zo’n doordeweeks tussendoortje helemaal niet zitten, dus ik hield het bij Den Helder, ook al was de vogel van Texel al wel gemeld en die van Den Helder nog niet. Toen ik door de hierboven gememoreerde winkelstraat richting uitkant van de stad liep, begon ik me wel af te vragen of ik niet een fatale vergissing had gemaakt. Maar toen ik me door een boeiend allegaartje rond een volkstuincomplex en een kerkhofje naar de Huisduinerweg had begeven, wist men mij te vertellen dat de vogel zojuist nog was gezien. Kijk, zulke berichten horen we graag. En toen ik over de Huisduinerweg richting Huisduinen kuierde, zag ik al gauw de gierzwaluw vliegen boven de bebouwing verderop. De gierzwaluw waarvan bekend is dat het een vale gierzwaluw is, een opwindende gedachte. Zelf kon ik dat eerlijk gezegd niet vaststellen, maar een gierzwaluw was het zeker. Enige tijd kon ik hem volgen tijdens zijn snelle en zwenkende tocht over de huizen en over het veld aan de andere kant van de weg, tot-ie ergens richting vuurtoren uit beeld verdween.
Een goeie start, vond ik, en uiterst bemoedigend. Ik wilde hem natuurlijk wel nog een keer, en dan wat dichterbij. Met wat geduld moest dat wel lukken, meende ik. Maar de daarop volgende anderhalf uur geen spoor meer van de vogel. Niet alleen ík kon ‘m niet vinden, geen van de diverse vogelaars die ik tegenkwam had ‘m in de tussentijd gezien, en dat waren er aardig wat. Het is zoals we vale gierzwaluwen in Nederland inmiddels kennen: af en toe geruime tijd zoek, en dan ineens duikt-ie weer op. (Misschien is dat trouwens in Zuid-Europa niet anders, alleen zijn er daar zoveel dat het niet opvalt.) Dat laatste was voor mij niet meer weggelegd: toen zat ik alweer in de trein terug naar Utrecht.

11 november 2014

donderdag 13 november 2014

Op de elfde van de elfde bij Zoeterwoude …

Niet zonder ongeduld  maar met een betrekkelijk gerust gemoed zaten we in de trein van Utrecht naar Leiden Lammenschans. De gisteren door Adri de Groot in het polderland bij Zoeterwoude gevonden bonte tapuit was vanmorgen teruggevonden en bovendien was de plek nu bekend. Dat moest bijna wel goedkomen. Na drie gemiste lifers op rij de afgelopen weken die alle drie maar één dag hadden willen blijven, eindelijk weer eens een nieuwe soort op de lijst. En eindelijk mijn eerste bonte tapuit. Elke soort heeft een geschiedenis, iedereen heeft er wel een soort verhaal bij. Wat bonte tapuit betreft: dat ik ‘m tot nu toe altijd nog had weten te missen, was al een verhaal op zich. Natuurlijk, hij is zeldzaam zat maar vorig jaar zijn er bijvoorbeeld nog drie gezien. Alle drie waren echter na één dag alweer vertrokken: eentje op verboden terrein in de duinen en eentje op een onbereikbaar eiland. Voor de derde ben ik nog helemaal naar noord Friesland gereisd. Vergeefs.
Maar deze moest lukken.

Het was de aanloop naar weer zo’n nationaal evenement voor vogelaars dat ons in staat stelt even te ontsnappen aan de dagelijkse sleur. Wie daartoe in de gelegenheid was, op deze doordeweekse dinsdagochtend, kon even de beslommeringen van kantoor achter zich laten en ook zonder bonte tapuit is dat een feest. Waarom hebben we daar eigenlijk een bonte tapuit voor nodig?
In Leiden Lammenschans met de fiets de ommelanden in. Zon, klein beetje wind tegen en zacht voor de tijd van het jaar. De weg wees zich vanzelf. Zoeterwoude was gauw gevonden en van daar wisten we het wel. Bovendien was het groepje mensen bijeen temidden van het platste polderland een niet te missen baken en ook de berg van slootafval was al van verre zichtbaar. Duidelijker konden we het ons niet wensen. En bij aankomst zagen we al meteen het vogeltje opvliegen: eindelijk mijn eerste bonte tapuit.
Waren alle twitches maar zo gemakkelijk, zo recht toe recht aan: in één keer de plek gevonden en meteen de vogel in beeld. Zo gaat het lang niet altijd. Maar deze werkte in alle opzichten voorbeeldig mee. Hij leek geen enkele schroom te kennen en trok zich niets aan van de tamelijk massale, middels vervaarlijke apparatuur nadrukkelijk op hem gerichte belangstelling. Terwijl die belangstelling er toch behoorlijk dreigend uitzag (want kent een bonte tapuit het verschil tussen een geweerloop en een telelens?), foerageerde de vogel onverstoorbaar op en vanuit de berg afval die al van verre zichtbaar was geweest en geregeld liet hij zich zo adembenemend mooi zien, dat je voor even de algehele onvolmaaktheid van het al vergat. Het was een tamelijk rusteloos beestje maar toch gaf-ie ons telkens de gelegenheid ‘m uitvoerig en van dichtbij te bewonderen. En hij was prachtig. Voor een gewone toeschouwer misschien gewoon een vogeltje, maar voor een vogelaar een eerste winter mannetje bonte tapuit: zeldzaam, pas de negentiende voor Nederland. Rossige borst, gesleten (nou ja, zo oogde het, in werkelijkheid was het precies omgekeerd: slijtage zou te zijner tijd glanzend zwart tevoorschijn toveren maar nu nog) vaal zwarte keel en grauwbruine bovendelen waarin een zweem van zwart zichtbaar was. Onmiskenbaar. Een heerlijke belevenis. Zo nutteloos, waar is dat toch goed voor? vroegen we ons niet voor het eerst af, maar zo heerlijk. Weer een weekje een gelukkig mens. Ja, daar is dat dus goed voor.
En dat op de elfde van de elfde.

11 november 2014