maandag 28 april 2014

397: Plannen

Je kunt mooie plannen maken, maar vaak komt er van die plannen weinig tot niets terecht. Dat is overigens helemaal geen opzienbarend inzicht en wordt ook lang niet altijd betreurd. Dit keer was het plan om effe de witstaartkievit bij Den Helder te doen en daarna een lekker dagje Texel. Het liep anders.
Het begon ermee dat witstaartkievit vertrokken leek. Al in de trein het bericht dat de vogel was opgevlogen vanuit zijn stekkie in de Nollen naast station Den Helder zuid. Nou was dat gisteren ook al een paar keer gebeurd, maar toen werd hij daarna steeds enkele kilometers verderop teruggevonden in Mariëndal. Dit keer was er ook daar geen spoor van de vogel en bleef verdere berichtgeving uit. Een behoorlijk zure dip dreigde. In Mariëndal dan maar me gestort op braamsluiper, kanoet, rosse grutto, lepelaar en zingende nachtegaal, allemaal best plezierig maar niet waar ik voor gekomen was. Even slikken dus, maar toen kwam het bericht dat de vogel toch weer was teruggevonden in de Nollen en stond ik even later alsnog te genieten van een prachtige witstaartkievit, dichtbij foeragerend langs de rietrand. Zeldzaam, en pas mijn tweede ooit dus een gebeurtenis van betekenis, wat mij betreft.
Tijd voor Texel.
En toen, op de fiets op weg naar de boot, toen kwam de piep. Aanvankelijk negeerde ik ‘m. Zou wel over die kievit gaan, dacht ik, teruggevonden in de Nollen. En anders moest ‘t heel wat zijn, wilde het mij van Texel weerhouden. Ik stel me zo voor hoe honderden vogelaars overal in het land ieder op hun manier die piep ontvingen, allemaal op een andere plek en allemaal onder andere omstandigheden. Druk aan het werk of thuis genietend van een welverdiende rustdag na een zaterdag vol vogels. In de kerk, langs de zijlijn, in de tuin. En er allemaal hun ding mee deden. Je zou er een roman aan kunnen wijden. Over hoe uiteindelijk die piep hen allemaal samen bracht in de duinen bij Heemskerk. Want het was heel wat! Wat heet: een roodborstlijster maar liefst, dwaalgast uit Noord-Amerika en pas de eerste voor Nederland. Zo’n soort die af en toe gemeld wordt in de vergaarbak die Waarneming.nl soms ook is maar die dan altijd een wat vreemde merel blijkt te zijn. Maar dit keer niet. Dit keer was het een echte. Bijgevoegde foto liet daarover geen twijfel. Even nog een aarzeling, even nog twijfel, maar Texel moest nog maar een weekje wachten, besloot ik.
Dus naar het station gesneld, met de trein naar Castricum en met de vouwfiets naar camping Geversduin aan de Beverwijkse Straatweg. De jacht kon beginnen.
Op de fiets door het duinland, over zandpaden achter iemand aan in de hoop dat hij wist waar we wezen moesten. Hij wist. Zo vond ik de plek, en ook de vogelaars, maar vooralsnog niet de vogel. Die was al een tijdje uit beeld. Dat werd dus weer eens wachten. Wachten en opletten. Opletten of de vogel niet ergens tevoorschijn kwam. En ook opletten of er niet ergens mensen aan het rennen sloegen. Mensen die ineens allemaal tegelijk de telescoop richtten en intensief dezelfde kant op keken: roodborstlijster bovenin een vlierstruik! Met de rug naar ons toe, van de rode kleur was niets te zien maar toch roodborstlijster. Waarna de vogel opvloog, bijna recht over me heen vloog, rode buik nu wel zichtbaar, en ver weg over het duin uit beeld verdween.
Juichkreten en high fives over en weer: we hadden ‘m!

Regen. Druilerig duinland met alom zingende nachtegalen. En vogelaars die te laat zijn, vooralsnog. Er wordt gezocht, alle hoeken en gaten van het duinland worden binnenstebuiten gekeerd maar het lijkt hopeloos. Vogel kan evengoed op weg zijn naar oost Polen. Soms komt er een gerucht langs, soms worden rennende vogelaars waargenomen en dan rennen we er met zijn allen achteraan. Maar de berichten zijn tegenstrijdig. We keren weer om en we weten niet waar we heen moeten. Vertwijfeling, wanhoop bijna is te lezen op de gezichten van de laatkomers. Er wordt gezucht en gekreund en binnensmonds gevloekt en mensen slaan zich voor de kop: had ik maar een fiets gehuurd, had ik maar niet die verkeerde afslag genomen, was ik maar eerder …
Maar dan, als niemand er nog op rekent, wordt de vogel toch weer teruggevonden. En weer hollen we achter elkaar aan. Op een duintje tegenover een soort bosrand staan we met tweehonderd te zoeken naar een roodborstlijster die misschien tien man in beeld hebben. Paniek. Waar dan toch? Waar moeten we zoeken? Een kale boom, maar welke? Een meidoornstruik maar daar hebben we er hier zoveel van. Tussen de witte bloemen, maar welke witte bloemen? Een vloek hier, een verzuchting daar, en ineens heb ik ‘m!
En zo vergaat het uiteindelijk alle aanwezige: moeizaam speuren in een ondoorgrondelijke wirwar van groen, nauwelijks een idee waar te kijken maar dan ineens tussen de witte bloemetjes, precies zoals ons telkens weer was uitgelegd, een rode buik. En aan die rode buik een zwarte kop, en aan die zwarte kop een gele snavel en een wit omkranst oog. Op het eind gaat-ie zelfs even helemaal vrij in het topje van de struik zitten: een prachtige roodborstlijster is ons deel. Een zucht van genot gaat door de menigte. En dan is er geen spoor meer van de agitatie, de lichte paniek, de vertwijfeling van zojuist. Louter blije, uitgelaten, gelukkige mensen hier in de regen in de duinen bij Heemskerk. Wat één zo’n vogel niet teweeg kan brengen!

27 april 2014


Meer: Vierhonderd

woensdag 2 april 2014

Chronisch ongeduld

Vanmorgen in de Gagelpolder een mooie, luidruchtige appelvink, dat wil zeggen wat bij appelvink voor luidruchtig moet doorgaan. Ook een prachtige man goudvink, bloedrood temidden van de sneeuwwitte sleedoornbloesem. Een schilderijtje van het ergste soort, poëzie met kleuren. En vanavond zomertijd: we mogen weer na het eten de polder in! Het was een prachtige, heldere lenteavond. In de nieuw vergraven plasdras in de Bethunepolder vier kleine plevieren: begint ergens op te lijken. En helemaal achterin de Veenderij huist sinds kort een cetti’s zanger. In ongeveer een kwartier tijd twee keer horen zingen, wat op zichzelf al een aardig determinatiekenmerk is. Hoe dan ook, het was afdoende. Leuke soort voor hier. Verder nog in de schemer achter Tienhoven een roepende waterral, een knorrende zomertaling tussen de wintertalingen, een stel late grote zilverreigers en een clubje kemphanen. Dat alles op een gewone, doordeweekse dinsdag. Een leuk soort triomf over de dagelijkse sleur.
En ondertussen ben ik naarstig op zoek naar mijn eerste boerenzwaluw van het jaar, die nog maar niet vallen wil.
In deze tijd van het jaar lopen en fietsen vogelaars rond met de ogen op steeltjes en de oren gespitst om voortdurend het universum af te scannen. Tussen witstuitbarmsijs en buidelmees door, in wezen irrelevante passanten (wat die laatste betreft, zomaar ineens opgedoken langs de Haarrijnse plas bij Vleuten, had ik nog even hoop dat het blijvertjes zouden zijn want de plek leek er uitermate geschikt voor maar helaas: vanmorgen alweer spoorloos), zijn we ongeduldig op zoek naar de eerste tjiftjaf, of de eerste zwartkop, de eerste fitis enzovoorts. Heb je eindelijk je fitis binnen, zit je alweer te wachten op je eerste rietzanger. Heb je die, vraag je je intussen af waar toch de boerenzwaluw blijft. Zo gaat dat het hele voorjaar lang, van gierzwaluw naar karekiet naar grasmus naar spotvogel. Telkens vier je een klein feestje, maar telkens volgt op dat feestje nieuw ongeduld. En waarom eigenlijk? Met enig geduld krijg je ze heus allemaal wel te zien. Hoef je helemaal je best niet voor te doen, hoef je je helemaal niet voor te haasten. Een week verder en het land zit er vol mee. Waarom dan toch al die moeite om zo’n eerste boerenzwaluw te vinden terwijl die er blijkbaar nog niet is? Waarom niet gewoon over een week nog eens proberen? Want dan is-ie er gegarandeerd.
Chronisch ongeduld: typische afwijking van de vogelaar. Een van de vele.
Ook vandaag niet gelukt trouwens. Morgen weer proberen dan maar.

1 april 2014