vrijdag 31 januari 2014

Effe tussendoor

Er vindt, eigenlijk al maanden lang, in Nederland een soort van bombardement plaats van zeldzame vogels. De ene mega na de andere wordt gevonden en als je, zoals ik, bovengemiddeld geïnteresseerd bent in die zeldzaamheden, dan weet je af en toe niet meer waar je het zoeken moet. In één weekend witbandkruisbek, dwerguil en bruine klauwier, of in een ander weekend humes bladkoning en grote burgemeester, we draaien er onze hand niet voor om maar uiteindelijk kun je ze toch niet allemaal aandoen. Althans, ik niet. Want je wilt ook niet alleen maar bezig zijn met achter zeldzaamheden aan hollen. Althans, ik niet. Dus af en toe tussen al het geweld door neem ik even een time-out en maak een uitstapjes in de eigen omgeving, waar zoals bekend zelden zeldzaamheden te betrappen zijn. Zo maakte ik onlangs een mooie winterwandeling over de woeste leegte van de Lange Duinen bij Soest. Veel hondenuitlaters met nog aanzienlijk meer honden maar als je die wegdacht had je een mooi beeld van een oudhollands landschap van schier eindeloos zand met eilandjes van vliegdennen. En ransuilen. Het kostte even maar toen vond ik toch de juiste plek: een stuk of twintig uilen verspreid over drie bomen. De meeste half, of zelfs helemaal verscholen in de dichte dennentakken maar sommige volledig vrij zichtbaar. Dus na de spetterend gele ogen van sperwer- en dwerguil de afgelopen weken, nu de vertrouwde oranje ogen van ransuil. Heel af en toe, als een half-slapend beest even een ooglid bewoog.

30 januari 2014


Meer uit het Utrechtse: (On)gewoon

vrijdag 24 januari 2014

Tante Jo

Wat onlangs uitmondde in een nieuw hoogtepunt in de vorm van het bezoek aan een fraaie bruine klauwier, nieuw voor Nederland, begon wat mij betreft vele jaren geleden met mijn oude tante Jo, oudste zus van mijn moeder en laatste overlevende van haar generatie. Zij is het die me, nog maar amper twee turven hoog, voor het eerst meenam het veld in. Zij is het die me mijn eerste rietgors liet zien, mijn eerste visdief en mijn eerste koekoek, op de kades en in de velden tussen Waddinxveen en Boskoop. Die me het verschil tussen zwartkop en tuinfluiter leerde, en het verschil tussen wulp en kluut (wulp kijkt naar zijn gulp). Ze leerde me de natuur in Nederland kennen. Uithoeken als de Achelse Kluis, de inlagen van Ellewoutsdijk en de Bakkerswaal. Ze leerde me de Zeeuwse delta kennen, minstens een keer per jaar gingen we een dagje naar de eilanden. Den Bommel, Stad aan ’t Haringvliet, de inlaag van Flaauwers, het Hellegatsplein: illustere namen die wat mij betreft stammen uit de tijd van onze tochtjes die kant op, in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw, en nog een enkele keer in het begin van de jaren 90.
Bovenal leerde ze me de liefde voor natuur kennen, de fascinatie met vogels. En daar ben ik haar eeuwig dankbaar voor. Ik vraag me wel eens af: wat zou er van me terecht gekomen zijn, als ik geen vogelaar was geworden?
Gisteren is ze overleden. Ruim 90 jaar oud, dus haar tijd was gekomen. Niet iets om zwaar om te rouwen, als je het tot over je 90e hebt kunnen rekken tot je overlijden, heb je geen reden tot klagen. Als je dan nog klagen kunt natuurlijk. Daarover gingen heel wat discussies onderweg. Zij was een, ik mag wel zeggen tamelijk rechtlijnig gelovige vrouw die overtuigd was van een leven na de dood, en ik was een verstokte ongelovige in spe, en we konden daar af en toe enthousiast over debatteren.
Het contact was natuurlijk al jaren heel onregelmatig. Samen vogelen deden we allang niet meer en natuurlijk was ik net te lang niet langs geweest en is het nu te laat om dat nog in te halen. De dood komt altijd ongelegen. Verder dus zonder haar. Ik zal niet in overdreven cliché’s vervallen. Nee, het zal niet zwaar worden, dat is onzin. Maar het is wel een stukje verleden waar een deksel op komt te zitten. Een deksel die er nooit meer afgaat, en da’s toch iets om even stil van te zijn.

24 januari 2014


Niet bij vogels alleen: Wetenschap

maandag 20 januari 2014

396: Van Lettele naar Netterden

Sta je in het bos in de omgeving van Lettele, diep in Overijssel, te kijken naar een prachtige dwerguil (eindelijk!), komt het bericht binnen van een bruine klauwier ergens in een uithoek achter Doetinchem! Dwerguil is mooi maar bruine klauwier …! Lang verwachte nieuwe soort voor Nederland maar voor mij in elk geval vandaag niet meer haalbaar. Daar zou je bijna ongelukkig van worden. Maar niet met een dwerguil in beeld die je vanuit hoog in de boom zit aan te kijken zoals alleen een uil je kan zitten aankijken, die je het gevoel kan geven dat niet jij degene bent die hem betrapt, maar dat hij het is die jou betrapt. Zo’n uil die daar boven je in die kale takken zit, die op je neerkijkt, die je aankijkt met superieure blik, met zo'n uil heb je toch een soort van verstandhouding. Die ogen die je af en toe lijken te doorboren, kippenvel, waarna hij zijn aandacht weer verlegt naar zaken die hem wel interesseren. Een muis wellicht, ergens op de bosbodem, of een mees in een bosje. Mezen genoeg hier in het bos, hoewel mogelijk een paar minder dan enkele weken geleden.

Het was me wel het weekje geweest. Precies een week eerder stond ik ook al in dat bos. Nat en koud was het toen, modderige paden met diepe sporen en rumoer van boswerkers. Of het daardoor kwam zullen we wel nooit weten, maar dwerguil liet zich de hele dag niet zien toen. Wel de dag daarop, zodat een herkansing wellicht nog mogelijk was. Maar eerst moest de afgelopen week de witbandkruisbek bij Maarn worden opgerold (ja, wij twitchers hebben het maar druk). Wat ook al niet bleek mee te vallen. Eerst een mooie, stille wintermiddag op en rond de open plek waar de vogel zich vaak ophield, met een blauwe lucht en de zon die langzaamaan achter de bosrand zakte. Sfeervol, iets om later nog eens aan terug te denken, maar geen witbandkruisbek. To be repeated. De volgende ochtend al. Toen ik aan kwam lopen, kwamen twee jongens me tegemoet: ‘ja hoor, hij zit er’. Verderop stond ook al iemand met de telescoop te kijken. Maar toen ik dichterbij kwam, vloog ineens een flinke groep kruisbekken uit de bosrand en over me heen. Ik probeerde zo goed en zo kwaad als dat ging zo veel mogelijk kruisbekken met de kijker te checken en warempel: een vogel met duidelijke witte vleugelbanen vloog door mijn beeld. Maar de twee uur daarna niet meer terug kunnen vinden. Ondanks vele tientallen kruisbekken die af en toe vlakbij aan de dennentakken hingen. Ach, denk je dan, ook zonder vleugelstreepjes zijn kruisbekken natuurlijk erg leuk.
Vrijdagochtend tenslotte bleek drie keer weer eens scheepsrecht. Al vrij snel na mijn aankomst werd de vogel teruggevonden en een paar keer kregen we het mannetje mooi in beeld in het topje van een dennenboom. Ook het vrouwtje liet zich even aardig zien, terwijl intussen ook nog eens een raaf boven de verre bosrand buitelde. Herkansing in tweede instantie geslaagd. En nu was het dus ook met die andere graag geziene zeldzaamheid alsnog goed gekomen. Want hoog in de kale eik was dan toch eindelijk de dwerguil teruggevonden en zo stonden we met een man of twintig, plus een enkele vrouw, midden in het bos naar boven te turen. Daarmee leek deze week wat vogels kijken betreft succesvol afgesloten te kunnen worden. Morgen een rustig dagje thuis, nam ik me voor. Maar toen dus die melding van een bruine klauwier bij Netterden, ergens achter Doetinchem. Nieuwe soort voor Nederland. Eerst geloof je het nog niet, de eerste berichten zijn nog wat onduidelijk, de genoemde kenmerken nog wat weinig specifiek maar uiteindelijk moet ik eraan geloven: morgen werk aan de winkel.

Zondagochtend dus opnieuw op pad. De eerste trein naar Arnhem en vandaar het boemeltje diep de oostelijke binnenlanden in tot aan Terborg. De flink opgelopen spanning wordt getemperd door een eerste melding: vogel is teruggevonden. Een zucht van verlichting ontsnapt aan honderden vogelaarskelen. Het wordt vast en zeker een mooie ochtend. Volop zon, velden vol roeken omkaderd door wat bossigheid en in de verte de heuvelrug van het Reichswald in Duitsland. Het is een half uurtje fietsen naar de plaats des onheils. Daar wijst de menigte in het veld me waar ik wezen moet. En ook de vogel is daarna snel gevonden: bruine klauwier binnen!
De vogel foerageerde meest vrij ver vanaf paaltjes en prikkeldraad in het veld. Dook steeds weer naar de grond, was dan even zoek en zat daarna weer op een paaltje of een stuk prikkeldraad iets verderop. Ondanks de afstand was-ie toch aardig te zien, zeker als het zonlicht er goed op viel. Dan waren de bruine bovendelen te onderscheiden, de lichte onderdelen en het markante boevenmasker met opvallende wenkbrauwstreep erboven. Ook de klauwierachtige gestalte was ondanks de afstand onmiskenbaar. Maar op zeker moment kwam de vogel ineens een stuk dichterbij en toen liet hij zich enige tijd geweldig zien. Toen waren ook details zichtbaar als de fijne bandering op de onderzijde (eerste wintervogel, vertelde dat ons: het goede kleed voor een zeldzame dwaalgast), de bruine kruin en de wittige tertialranden. Geen spectaculaire kleuren maar wel een prachtige, subtiele vogel. Heerlijk om er dit buitengewone weekend mee af te kunnen sluiten. Vrijdag witbandkruisbek, zaterdag dwerguil en zondag bruine klauwier: sommige weekends moet je met minder genoegen nemen.

19 januari 2014


Meer: One does not simply

donderdag 16 januari 2014

Jaarwisseling

Ziezo, 2013 hebben we ook weer doorstaan. Het vuurwerk is weggewaaid, de champagne is op en het ongeluksjaar, het doemjaar, het jaar 13 is voorbij zonder dat zich al te groot onheil heeft voorgedaan. Je moet natuurlijk altijd even stilstaan bij de onnoemelijk velen voor wie 2013 wel een rampjaar was, maar voor de mensheid als geheel viel het allemaal weer reuze mee. Wat mezelf betreft: ach, soms zat het mee, soms zat het tegen, zoals ieder jaar, maar er is geen blijvende schade aangericht. Ik heb nog steeds een baan, wonder boven wonder. Eén dochter heeft de volwassenheid bereikt en is uitgevlogen. De ander is nog onderweg maar die komt er ook wel. En zo gaat het leven verder, jaar in jaar uit, ach laat ik erover ophouden.
Om het allemaal te vieren, en om het jaar af te sluiten met nog een paar onvergetelijke momenten, de laatste dagen van het oude jaar op Terschelling doorgebracht. En al heb je dan alle tijd, toch geen tijd te verliezen: bij aankomst in West meteen fiets gehuurd, meteen bij West om de hoek de Noordvaarder ingelopen en de prachtige hoogwatervluchten gezien van rosse grutto’s, wulpen en kanoeten die uiteindelijk in dichte menigten tot rust kwamen langs de vloedlijn. En door de polder naar Oosterend meteen maar op zoek naar roodhalsganzen, een beetje mijn doelsoort deze week want die zou op het eind nog een nieuwe jaarsoort zijn. De tijd begon al te dringen: met een uurtje zou het donker zijn. En het schemerde inderdaad al bijna toen ik in de Stryper polder een grote groep voornamelijk brandganzen vond. Dit zou voor vandaag wel mijn laatste kans zijn. Ik richtte de kijker, zag brandganzen en rotganzen, een dichte groep wulpen ook, zag de groep massaal op de vleugels gaan en laag over me heen vliegen voor de vogels weer in het weiland neerstreken, richtte nogmaals de verrekijker en zag toen warempel, net voor donker, mijn eerste roodhalsgans van het jaar.
Nou was dat natuurlijk geen halszaak: de volgende dag stond ik met het winterzonnetje in de rug dezelfde groep ganzen af te speuren en al kostte het me nog opmerkelijk veel tijd, je zou toch zeggen dat zo’n kleurrijk gansje er wel uit zou knallen in deze zwart-witte menigte, uiteindelijk vond ik er zelfs twee. Mooi! En verderop twee druk jagende slechtvalken, de een beduidend forser dan de ander: vrouw en man. En toen zat daar ineens die meeuw in het weiland: een bleke, beige-bruine vogel, fijn getekend en met witte handpennen. Het was een forse, robuuste vogel met roverhoofdmannenkop en zware tweekleurige snavel: de grote burgemeester die ik gisteren in Harlingen niet vinden kon. (Nou ja, waarschijnlijk is het een andere.) De enige nog ontbrekende doelsoort (ja, een mens stelt zich altijd weer nieuwe doelen natuurlijk) was de zwarte rotgans. Die kon ik vooralsnog niet vinden.

Waarna het oudejaarsavond werd, in ons huisje de gezelligheid aanbrak van hapjes en drankjes, spelletjes en Theo Maassen en om 12 uur het vuurwerk, op het eind van Terschelling bescheiden van omvang, dat we vooral in de verte zagen en dat verwaaide in de stormwind.

1 januari 2014



En om het nieuwe jaar meteen maar in stijl in te wijden, ook de eerste dagen van 2014 op het eiland gevierd. Zo’n weekje Terschelling: het is instant-nostalgie. Nog maar net terug in het dagelijks leven denk je al met weemoed terug aan dat huisje aan het einde van de bewoonde wereld, met zijn minikerstboompje en zijn ligbad en zijn mussen in de heg aan de overkant van het tuinpad. Aan het verre dreunen van het carbidschieten. Aan de polders vol rotganzen, aan de nooit aflatende zuidwester, aan duin en wad en de woeste kwelders, een volle week duin en wad en woeste kwelders en bij thuiskomst de Terschellinger kruidenbitter en het schaatsen op TV en de Princes Diary, inmiddels een traditionele familiefilm bij ons: weldadige warmte na een koude dag op Terschelling.
Voor nieuwjaarsdag had ik een soort Big Day in gedachte, om meteen op 1 januari zo veel mogelijk nieuwe jaarsoorten te kunnen noteren. Een spelletje, meer is het natuurlijk niet, maar wel leuk want vogels.
Aan zee vele honderden zwarte zee-eenden en tientallen roodkeelduikers strak naar west. Drieteenmeeuwen ook, een jan van gent en op het strand sneeuwgorzen. In de duinen een mooie jagende smelleken. En in de polder achter Oosterend meteen al tussen de rotganzen twee hele mooie roodhalsgansjes. Meest vol in beeld, het zicht dit keer niet gehinderd door tientallen ganzen dicht om ze heen. Een hele toffe 1 januari-soort.
Ganzen, wulpen en goudplevieren. Dichte drommen spreeuwen stegen af en toe massaal op uit het weiland om zich verderop weer in het gras te laten vallen en bijna uit het zicht te verdwijnen. Voor me slingerend van links naar rechts de Brandaris. Op afstand passeerde ik het kerkje van Hoorn en de molen van Formerum. Verderop was al het kerkje van Midsland verschenen. Huizen en boerderijen langs de hoofdweg, met rode daken die afsteken tegen het groen of het geel van de duinen erachter. Ja, Terschelling: als ze me vanuit een helikopter geblinddoekt hier zouden neerlaten, zou ik het zodra ze me mijn blinddoek zouden afdoen meteen herkennen.
Verder met het verzamelen van nieuwe soorten voor de 1 januari-lijst.
Twee strandleeuweriken foerageerden op het fietspad langs de waddendijk. Tussen weer nieuwe rotganzen vond ik een witbuikrotgans. Nog meer rotganzen. Alleen de zwarte: die kon ik er nog altijd maar niet tussen vinden. Wel een prachtige slechtvalk rustend op een grasbult midden in het weiland. En in de jachthaven van West een kuifaalscholver. Even had ik ‘m mooi in beeld, toen dook-ie onder en daarna kon ik ‘m niet meer terugvinden. Een erg leuke vondst was ook die parelduiker in de veerhaven: verre van alledaags. Hij dook veel maar was tussendoor mooi te zien.
Het was laag water dus op de Noordvaarder geen vogels van betekenis, wat een klein streepje door de rekening was want ik had hier op rosse grutto gehoopt die ik langs de hele waddenkust nog niet had kunnen vinden vandaag. Trouwens, ook aalscholver ontbrak nog op mijn jaarlijst. Wel kuifaalscholver, maar geen gewone. De terugtocht door de duinen en door duinbos leverde nog een handvol soorten op als goudhaan, kruisbek, bonte specht en buizerd. Het liep alweer aardig tegen schemer aan toen ik thuiskwam. Aldus mijn nieuwjaarsdag. Niet helemaal volgens de Hollandse traditie maar zelf heb ik ze graag zo.

Op de derde dag van het nieuwe jaar besloot ik tot de heroïsche tocht naar het alleruiterste uiteinde van het eiland: door en langs de Boschplaat naar het Amelandergat. Een stormachtige zuidwester, regenachtig weer en in de middag weliswaar opklaringen maar ook kans op hevige buien met hagel en onweer: veel heroïscher kon het niet worden. Maar ik had geen keus, het was mijn laatste kans: morgen alweer terug naar het vasteland.
Ik besloot te gaan lopen: waarom niet te voet naar het einde? Slechts 9 kilometer immers, hoewel ook nog 9 kilometer terug natuurlijk. ‘Bezint eer ge begint’ waarschuwt de boswachter ons. Maar eerlijk gezegd viel het me nog reuze mee. Ik zou lopen tot twaalf uur, had ik me voorgenomen, en dan verder zien. Maar om twaalf uur was ik er al bijna, en om kwart over 12 stond ik aan het gat. Tegenover me Ameland: de vuurtoren stak hoog boven de duinen uit, veel dichterbij nu dan de Brandaris, hoewel natuurlijk tegelijk oneindig veel verder weg. Kwestie van of je het meet in kilometers of in minuten. Om me heen leegte. Tot kilometers ver geen mens. Een breed strand, een eindeloze kwelder en om je heen geen enkel teken van menselijke beschaving. Nou ja, even afgezien van de kapotte flessen, de flarden plastic, de verroeste colablikjes, de touwresten, de flessendoppen, de aangespoelde benzineblikken, need I say more? Maar de eerste mens kwam ik pas weer tegen toen ik over het strand terugliep naar de bewoonde wereld: een jonge vrouw die op weg was naar dezelfde eenzaamheid als waar ik vandaan kwam. En die vermoedelijk niet vinden zou want al gauw na haar volgde de eerste fourwheeldrive met mensen die de gemakkelijke weg naar het oosten hadden gekozen. Mij stoorde dat niet meer. Ik passeerde het drenkelingenhuisje, bedoeld om bij storm drenkelingen een goed heenkomen te bieden tot ze door plaatselijke strandjutters gevonden zouden worden. Ik passeerde eindeloos veel zilvermeeuwen, grote mantelmeeuwen en drieteenstrandlopers in de branding en deed intussen fanatiek mee aan de ivoormeeuwentelling die wij vogelaars met elkaar hebben afgesproken. Eindscore: 0, een mooi gemiddeld resultaat. Op het laatst scheen opeens volop de zon wat me er bijna toe verleidde om, eenmaal terug bij de fiets, nog een rondje eiland te doen. De snoeiharde tegenwind bracht dergelijke snode plannen echter snel om zeep: ik ging naar huis.

Uiteindelijk kwam het ook met de zwarte rotgans nog goed. Op het allerlaatst, zaterdagochtend met de fiets op weg naar de boot, vond ik die in een groep rotganzen vlak voor West. Een mooie karakteristieke vogel die dan wel de 1 januari-lijst niet gehaald heeft maar niet misstaat op mijn nog piepjonge jaarlijst van 2014. En in de haven van Harlingen zag ik mijn eerste aalscholver.

Zo ziet dus een weekje Terschelling eruit voor een vogelaar.

4 januari 2014




Meer lezen? https://guuspeterse.blogspot.com/2016/03/schiermonnikoog.html



donderdag 9 januari 2014

Nieuwjaarsreceptie

Het is alweer een jarenlange traditie van Vogelwacht Utrecht afdeling Utrecht stad: op de eerste zondag van het jaar (of, als die op 1 januari valt, op de tweede) op excursie naar IJmuiden. Meestal afgesloten met een toetje ergens in de omgeving waar iets leuks te zien is (omgeving soms in ruime zin, zoals dit keer bleek).
De nieuwjaarsreceptie van Vogelwacht Utrecht afdeling Utrecht stad bracht dit jaar veel zon en dat was sowieso wel weer eens prettig. Een matig windje uit zuidwest dat ons toestond tot aan het einde toe de Zuidpier te betreden. En leuke vogels. Hard zoeken naar de afgelopen dagen gemelde kleine burgemeester leverde leuke aantallen drieteenmeeuwen op. Tussen de meeuwen die achter binnenvarende of uitvarende zeeschepen zwermden, ver weg trekkend over zee en sommige dicht langs de pier. Prachtige meeuwtjes vind ik dat. Over zee ook geregeld roodkeelduikers, af en toe zeekoeten, diverse treintjes van zwarte zee-eenden en een keer een heuse grote zee-eend. Soms kun je vele uren aan zee besteden zonder er daarvan één in beeld te krijgen. En het werd steeds leuker. Een passerende zomerkleed alk/zeekoet bleek toen hij dicht voorlangs vloog een alk te zijn. En een jager vloog enige tijd kort voor de pier rond. Dat was al leuk genoeg, maar onder andere de duidelijke dubbele ‘halve maan’ op de ondervleugels, de sterk gebandeerde onder- en bovenstaartdekveren en het ontbreken van geeltinten in de nek wezen ook nog eens op middelste jager, een soort die de meeste binnenlanders niet ieder jaar te zien krijgen. Op de pier genoten we van de paarse strandlopers, we deden ons best om eens een keer een oeverpieper goed in de kijker te krijgen en we besteedden enige tijd aan een zeekoet die vlak naast de pier op de golven dreef. Af en toe, want de meeste tijd verbleef die onder de golven. Een slechtvalk op het baken of wat is het voor ding in zee bij de punt van de Zuidpier, diverse bruinvissen tot zelfs tussen de pieren toe en tenslotte, we waren alweer op de terugweg, vonden we ook de kleine burgemeester. Die foerageerde vlak langs de pier zodat we uitgebreid de gelegenheid hadden om deze zeldzaamheid te bewonderen.
Onder het genot van een kopje koffie of thee genoten we nog na van al dit moois toen de vraag zich aandiende hoe de middag te besteden. De gedachten gingen uit naar de kleine geelpootruiter bij Vatrop, in de kop van Noord-Holland. Dat is wel een erg ruime interpretatie van het begrip ‘omgeving’ maar kom aan: Nederland is klein en op wereldschaal is het een oogwenk. Drie van de vier auto’s gingen op weg en drie van de vier auto’s (niet toevallig dezelfde drie) hebben daar geen spijt van gekregen (en misschien de vierde ook wel niet, daarvan is mij niets bekend). Want niet alleen stonden we ruim een uur later te genieten van een schitterende kleine geelpootruiter op af en toe amper tien meter afstand, iets wat op zichzelf het extra uur heen en ook weer terug inclusief benzinekosten ruimschoots waard was. Maar ook stonden we op de waddendijk met laag zonnetje in de rug toe te kijken hoe de Waddenzee zich terugtrok, hoe de droogvallende slikken in bezit werden genomen door de wadvogels en hoe duizelingwekkende zwermen af en toe in sierlijke bewegingen over zee bewogen. Spectaculair. Duizenden rosse grutto’s telden we, duizenden wulpen en duizenden bonte strandlopers. We zagen kluten, zilverplevieren, pijlstaarten, noem maar op. Een welgevulde middagdis voor de liefhebbende vogelaar. En achter ons, in de polder, ook nog eens een stuk of duizend rotganzen waartussen uiteindelijk meen ik alle nog aanwezige excursiedeelnemers ook die ene witbuikrotgans in beeld kregen. Al met al een fantastische afsluiting van een heerlijke dag vogelen.

5 januari 2014