woensdag 31 oktober 2012

Kooivogel

Het zal me, vrees ik, tot op mijn sterfbed worden nagedragen, maar ook ik ben vandaag naar de jufferkraan bij Maurik wezen kijken. Een bijna handtamme vogel die zich naar verluidt soms tot enkele meters laat benaderen. Verkeerde tijd, verkeerd gedrag en beschadigde vleugels, kortom: kan niet wild zijn. Toch ben ook ik gevallen voor de verleiding van … ja, van wat eigenlijk?

Tien redenen om een kooivogel te gaan twitchen:
1. Omdat ik toch in de buurt was.
2. Uit nieuwsgierigheid.
3. Omdat het hoe dan ook, wild of niet, een mooie vogel is, zoals-ie daar door het weiland paradeert, langbenig als een fotomodel. Zo rank, zo sierlijk, slank als Naomi Campbell, geen grammetje teveel. Modieuze zwart- en grijstinten ook nog, en in de wind wapperende kuifveren.
4. Omdat het mooi weer is en je met mooi weer beter aan de dijk bij Maurik naar een jufferkraan kunt staan kijken dan op kantoor achter de computer te zien wie er allemaal stiekem toch aan de dijk bij Maurik naar die jufferkraan hebben staan kijken.
5. Omdat het goed voor je is: een beetje beweging, een beetje frisse lucht, daar blijf je als frisse 50+er fit bij.
6. Omdat het een leuk tochtje is, en een mooie plek daar op de dijk bij Maurik, met achter je (gesteld dat je naar de jufferkraan staat te kijken) zicht op uitgestrekte waterpartijen met bosranden en boomgroepen en een oude molen, het is net een oudhollands schilderij, met zwermen ganzen, grote zilverreiger, langstrekkende groepjes kramsvogels, genoeg te zien.
7. Omdat ik me niet herinner ooit eerder een jufferkraan gezien te hebben, ook niet in de dierentuin al weet ik dat niet helemaal zeker, en het altijd de moeite waard is een soort in levende lijve te leren kennen, ook al is het een escape.
8. Omdat, let op mijn woorden, je zal zien dat straks toch iedereen geweest is en ik dat liever voor blijf, ik ben immers geen kuddemens. Nu worden wij nog uitgelachen maar wie weet of straks niet die laatste paar stijfkoppen die niet geweest zijn, worden uitgelachen. Want:
9. Voor de zekerheid: omdat je nooit weet. Straks wordt-ie toch aanvaard: ben je mooi klaar mee als je niet bent geweest. Want tegen die tijd is het te laat.
10. Omdat ik er zin in had.

En ach, waarom ook niet? Dus ik was er, vandaag, zag de juffer en heb van haar genoten. Wat op zich precies reden genoeg is.

31 oktober 2012


En dan nog deze: Treinabonnement

dinsdag 30 oktober 2012

Steppeklap

Alweer naar Texel! Dat was eigenlijk niet de bedoeling, na twee opeenvolgende weekends waarop ik ons grootste Waddeneiland met een bezoek had vereerd. Maar kort voordat de trein met forse vertraging eindelijk Alkmaar binnen sukkelde (in principe op weg naar Camperduin) drong het bericht door dat de vogel op Texel die gisteren als kleine klapekster was doorgegeven, wel degelijk een steppeklapekster was: nóg zeldzamer, pas de tweede voor Nederland en afkomstig van nog veel verder weg, en bovendien een nieuwe soort. Ik kon blijven zitten tot Den Helder, meende ik.
Nou bleek dat laatste niet de bedoeling, want toen de vertraging was opgelopen tot boven de twintig minuten, besloot de NS in Alkmaar een einde te maken aan deze martelgang: de stekker ging eruit. Ik mocht met de volgende trein naar Den Helder: nog eens een kwartier vertraging. Drie kwartier later dan gepland kwam ik in Den Helder aan, wat op Texel onvermijdelijk tot een vol uur zou uitgroeien. Maar mocht ik daar de steppeklap kunnen scoren, dan zou dat leed natuurlijk gauw vergeten zijn.

Na deze valse start begon de dag wat vogels betreft eigenlijk best leuk. De extra tijd die ik in Den Helder had, besteedde ik aan een kwartiertje op de dijk langs het Marsdiep, met paarse strandloper, steenlopers, rotganzen en zilverplevier. Vooral die laatste, vlakbij beneden aan de dijk: zo gewoon maar toch zo mooi.
Een mooie alk tijdens de overtocht: in elk geval niet zonder nieuwe jaarsoort naar huis vandaag. Ik was klaar voor de klap.
Op Texel was het gauw gepiept. De vogel zat aan de zuidkant van het eiland, nabij Den Hoorn, dus ik was er zo. Hij zat in een paar struikjes langs een dijkje en was vrijwel meteen in beeld. Hij liet zich daarna af en toe prachtig vrij zien. Een mooie vogel, en vooral: een aparte vogel. Zo anders dan ‘onze’ klapekster en dat is wel zo prettig: dat je niet het gevoel hebt gewoon naar een wat afwijkende variant te kijken. Zo bruin: een beige waas omspande het totale verenkleed. Een fletse vogel, vergeleken met wat je gewend bent van klapekster, met weinig verschil in kleur tussen boven en onderzijde en met een weinig uitgesproken oogmasker. Vóór het oog ontbrak die zelfs geheel, waardoor de teugel licht was. Relatief grote witte vleugelvlek en in vlucht relatief brede witte vleugelbaan, wat deed denken aan kleine klapekster. Vandaar misschien, onder andere, de verwarring gisteren. Maar met veel te korte vleugels, veel te kleine handpenprojectie voor kleine. Al met al voldoende kenmerken, lijkt me, om de commissie te overtuigen en dat maakt zo’n waarneming helemaal compleet.
Geregeld zat hij ook diep verscholen in een struikje, waar hij bezig was een dode muis soldaat te maken. Daarvan had-ie blijkbaar al een voorraadje aangelegd, wat erop zou kunnen wijzen dat de vogel hier wellicht al een paar dagen aanwezig is.

Zeker anderhalf uur heb ik van de vogel staan genieten. Tenslotte besloot ik dat ik op ‘m uitgekeken was (vind ik eigenlijk nu alweer niet meer): het was tijd om de resterende twee uurtjes Texel te besteden. Ik koos voor de velden tussen Den Burg en Oudeschild, maar weer eens op zoek naar de mysterieuze zwarte ooievaar die, als ik de verhalen daaromtrent moet geloven, daar al vele weken en dus nog steeds zou rondhangen. Dat geloven, dat wordt steeds moeilijker want opnieuw heb ik de vogel niet gevonden. Ondanks dat waren het aangename uurtjes daar in de stille binnenlanden van Texel, na de gezellige drukte bij de steppeklap. Rondom was het landschap van de Hoge Berg, met zijn akkertjes en velden doorsneden door tuunwallen en begrensd door bosranden waarboven als een soort stuwwal de Berg. Zo onkarakteristiek voor het Waddengebied en tegelijk zo karakteristiek voor Texel. Velden vol kramsvogels en koperwieken, zo massaal als je dat thuis niet kent: tientallen op vrijwel elk veldje. Duizenden moeten het er bij elkaar geweest zijn. Het rustieke begraafplaatsje van de Georgiërs, met de bossigheid rondom die wat luwte verschafte in de inmiddels flink aangewakkerde wind. Een mooie groep wulpen en goudplevieren op een stuk half-ondergelopen land en een late boerenzwaluw zwoegend op weg naar het zuiden. Bijzondere soorten heb ik er niet gevonden, en zeker geen zwarte ooievaar, maar ach, met deze was ik ook gelukkig en wat zeldzaamheden betreft was het vandaag toch al dik in orde.

28 oktober 2012

zaterdag 27 oktober 2012

Vogeltrek

Massale vogeltrek kan indrukwekkend zijn, maar de afwezigheid daarvan evengoed. Massale stilte boven me, alsof nu al de winter is ingevallen. Terwijl het juist de afgelopen week af en toe zo ontzettend druk was daar. Ik weet het, morgen kan het weer anders zijn, immers nog altijd oktober, en dat maakt vogeltrek nou juist zo fascinerend. Onvoorspelbaar. Natuurlijk kan er gemakkelijk een verklaring verzonnen worden. Het was grijs en grauw vanmorgen. Nog net niet miezerig maar wel laaghangende bewolking. Niet goed voor vogeltrek. Het soort weer waarbij je met een gerust hart die zeldzaamheid gaat opzoeken die gisteren is ontdekt. Die zal er ook vandaag nog wel zitten want er vliegt niks op zo’n nacht dus ook die zeldzaamheid niet. Overigens kom je jammer genoeg ook weleens bedrogen uit, zoals ik onlangs tot twee keer toe meemaakte: siberische boompieper van Noordwijkerhout vorige week woensdag was donderdag ondanks een druilerige nacht alweer vertrokken, en die van Texel was juist zondag verdwenen, ook al na zo'n grijze nacht. Dipdagen dus, en intussen vallen de bladeren. Als gekleurde sneeuw die de grond steeds geler kleurt.
Helemaal stil was het overigens niet, vanmorgen. Een roodborstje zat te tikken, een winterkoning te ratelen en ik zag een paar groepjes spreeuwen de verkeerde kant op vliegen. Op de akker stond een ooievaar. Doodstil. Bijna alles was dus ter plaatse, verscholen in een bosje, of anders vloog het ongericht in het rond. Gerichte trek was er nauwelijks.
Eergisteren bijvoorbeeld was dat heel anders. Toen kwamen tientallen veldleeuweriken over, en tientallen koperwieken. En afgelopen weekend waren het er zelfs honderden, en telden we op de Uithof in drie uur meer dan 4.500 vogels. Natuurlijk zijn er telposten waar dat niks is, maar voor ons is dat gigantisch. Je wist niet waar je kijken moest, soms had je de ene groep nog niet geteld of daar kwam alweer een volgende aan. Zo kan het dus verkeren, met die vogeltrek. Toen was het redelijk helder, toen trok het als een tierelier. Maar vanochtend was het grijs en was het stil en roerloos in de lucht. Dat maakt dus het verschil.
Soms vliegt het massaal, soms vliegt het helemaal niet. Soms kun je het verklaren, maar soms ook niet. Zo is de vogeltrek: onvoorspelbaar.

25 oktober 2012

dinsdag 16 oktober 2012

Dutchbirdingweekend op Texel

Regenbroek, kaplaarzen, regenjas, dikke trui: we waren op alles voorbereid want de weersvoorspellingen waren tamelijk onrustbarend geweest. Nou ja, op alles voorbereid? De korte broek hadden we thuisgelaten. En die hebben we ook niet nodig gehad  Op weg naar de vertreklocatie bleef het nog angstvallig droog en was zelfs al het eerste blauw in de lucht zichtbaar. Optimistisch vertrokken we naar het noorden maar later op Texel was ik blij dat ik al die tijd de regenbroek had aangehouden want, zo leert de ervaring, als je die niet al aan hebt ben je altijd net te laat met hem aan te trekken. Maar dit terzijde.
De gehoopte bliksemstart op Texel ging de mist in: aziatische roodborsttapuit, al een week aanwezig in de bosjes rond het Renvogelveldje bij de Robbenjager, was helaas onvindbaar. Blijkbaar vertrokken. Daarmee was de eerste 0 binnen. Waarna de regen begon. We zagen nog wintertalingen, rotganzen, een zomertaling, watersnippen en een spannende raadselroodstaart: donkere, bijna zwartbruine bovendelen en kop inclusief keel, bijna als zwarte roodstaart, en scherp afstekend een oranje borst en buik. Zal toch wel binnen de variatie van gekraagde vallen.
Daarna in de regen rondgebaggerd op vakantiepark De Krim, vergeefs op zoek naar bladkoning: de tweede 0. Wel onder andere een gekraagde roodstaart die wel voldeed aan het standaardtype, met veel lichtere rug en veel minder contrast dan de vogel van zojuist, en een lichte keel.
Rond Oudeschild in de regen vergeefs gezocht naar zwarte ooievaar: de derde 0. En in de regen vergeefs tussen de spreeuwen langs de Mokbaai gespeurd naar een roze spreeuw die zich tussen de spreeuwen moest bevinden. Dat was de vierde 0 op rij. En hoewel we leuke rosse grutto’s hadden in de Mokbaai, kluten, pijlstaarten en een paar kanoeten, was de start van het weekend tamelijk dramatisch.
Maar toen de melding van een kleine vliegenvanger in de Tuintjes!
We vliegen de auto in, snellen naar het noorden (wat is Texel eigenlijk klein met de auto) en staan een half uur later te kijken naar, eindelijk, mijn eerste kleine vliegenvanger. Schitterende vogel, prachtig gezien, en inmiddels droog! Wat mij betreft nu al de soort van het weekend. Want kleine vliegenvanger was nog min of meer nieuw voor me, mijn eerste echt overtuigende waarneming van wat je mijn laatste schaamsoort zou kunnen noemen, een soort die eigenlijk ietsje te gewoon is om na zoveel jaren vogelen nog steeds nooit gezien te hebben. Een soort met een verhaal ook, wat mij betreft. Jaren geleden alweer meende ik er in de duinen van Terschelling een te horen. In de boomkruin boven me zag ik toen af en toe een schim van een vogel en die schim leek in elk geval niet strijdig met kleine vlieg. Magertjes, vond ik zelf later ook, dus die waarneming is geschrapt, waarmee ik met een leemte bleef zitten die natuurlijk zo snel mogelijk moest worden opgevuld. Maar dat wilde niet erg lukken. Diverse pogingen waren zonder resultaat gebleven. Vorige week nog: zaterdag een kleine vliegenvanger op een begraafplaats te Noordwijk, zondag vertrokken. Daarmee begon kleine vliegenvanger zich te ontwikkelen tot een hardnekkige frustratiesoort. Dat is nu dus voorbij. En daarmee zijn ook in één klap alle leed van de voorbije dag, alle mislukkingen en alle regen vergeten. Open en bloot scharrelt de vogel in een paar wilgjes in het oude tuintjescomplex waar in het verleden al zo vaak leuke soorten zijn ontdekt. Vlak onder de vuurtoren vormen ze de eerste bossigheid voor trekvogels die vanuit het noorden Texel bereiken, de eerste gelegenheid tot rust en beschutting dus daar wil nog weleens wat opduiken.
Het laatste restje daglicht besteden we nog aan een uurtje zee. Stevige westenwind, zware wolkenpartijen en stuivend zand, maar we houden het droog. En twee grauwe pijlen over zee: de vrijdag mag warempel nog een groot succes genoemd worden.

Maar het was en het bleef een woest weekend. We ondergingen de herfst in zowat haar meest ruige en weerbarstige gedaante: regen, buien en wind. Fraaie buienluchten en spectaculaire regenbogen en zelfs tussendoor nog wat zon, maar daarna telkens weer regen. Voortdurend waren we met buienradar in de weer, om te zien wat komen ging. En nooit maakte dat ons vrolijk. ‘Je doet er niks aan hè, je hebt het maar te accepteren zoals het is', spraken we elkaar mantragewijs toe. En ‘het was ondanks die regen lang niet slecht’. Maar het had allemaal zoveel beter gekund, concludeerden we na afloop.
Natuurlijk had het beter gekund, het kan altijd beter, wij vogelaars zijn onverzadigbaar. Maar we hebben toch maar, tussen alle regen door, op zaterdag een enerverende ochtend doorgebracht rond het Renvogelveldje, vlakbij de vuurtoren, waar van alles gebeurde. Om te beginnen vloog er een luid roepende ijsgors over ons heen. Over zee vlogen rotganzen en drieteenstrandlopers en op het grotendeels ondergelopen veldje zaten onder meer wintertalingen, rotganzen, krak- en slobeenden en watersnippen. En toen werd vlakbij de aziatische roodborsttapuit teruggevonden die ook wij hier gisteren vergeefs hadden lopen zoeken. Binnen de kortste keren stonden we met vele tientallen in het tot voor kort nog eenzame buitenduin ten oosten van de Robbenjager. Met zijn allen tuurden we naar de struwelen beneden langs het water. Vooralsnog vergeefs. Maar van het een komt het ander: aan de buitenkant van de zeereep werd een sprinkhaanzanger ontdekt, altijd spannend in deze tijd van het jaar want zeldzame typjes als kleine of siberische sprinkhaanzanger konden niet worden uitgesloten. Enkele keren vloog de vogel uit een minuscuul takkenbosje naar een volgend minuscuul takkenbosje en was daar vervolgens volkomen onvindbaar. Tot-ie weer naar een volgend bosje vloog. Het vogelaarswereldje liet zich intussen weer eens van zijn meest karikaturale kant zien. Zoals we daar stonden, met misschien wel dertig man gebogen over een karige verzameling houtwerk, het had niet misstaan in Monty Python. Maar de vogel kregen we niet meer te zien. Stiekem toch er ongemerkt vandoor geslopen. Intussen bleek er ook nog een draaihals aanwezig in de zeereep. Zelf heb ik die alleen maar een keer langs me heen zien vliegen want ik wilde de ontwikkelingen rond de sprinkhaanzanger niet missen. En tenslotte werd de aziaat teruggevonden, vrijwel op de plek waar hij de hele afgelopen week al gezeten had, en kregen allen ook die te zien. Weliswaar meest op flinke afstand, maar toch mooi en duidelijk herkenbaar.
Voor de regen weer begon hebben we ook nog een mooie wandeling door de Slufter gemaakt, dat altijd herfstige landschap dat zelfs bij zonnig weer woest en ruig is en waar een mediterrane verschijning als kleine zilverreiger ernstig uit de toon valt. Hoewel die er naar mijn ervaring vrijwel nooit ontbreekt. Meer op hun plaats waren natuurlijk de strandleeuweriken en de oeverpiepers, helemaal thuis op dit soort onherbergzame strandvlaktes waar zeewind en getijden nog vrij spel hebben. En rond de slenk soorten als zilverplevier, rosse grutto en bonte strandloper.
En al die tijd was het droog geweest. Maar dat was wel ongeveer de enige periode tijdens het weekend dat het langdurig droog was. Toen het weer regende wachtten we vergeefs op de terugkeer van een roodstuitzwaluw bij de Tuintjes. De piep was op het slechtst denkbare moment gekomen: we stonden juist aan de monding van de slufter naar rosse grutto’s en bontbekplevieren te kijken en toen we zowat een uur later arriveerden, was de vogel gevlogen. Ook in de regen zochten we bij het reddingsboothuisje vergeefs naar een draaihals. En in de regen wachtten we op vakantiepark Slufterduin op een kleine vliegenvanger die niet kwam. Te laat, telkens weer te laat. Maar ach, toen we daarna de dag konden afsluiten met een mooie zwarte zeekoet op de Waddenzee nabij de IJzeren Kaap, nog steeds in de regen, toen konden we toch alleen maar tevreden zijn.

Op zondag bleek helaas niet het weer, maar de weersvoorspellingen omgeslagen. We hadden ons vastgeklampt aan het vooruitzicht van rustiger herfstweer op onze laatste dag zoals het KNMI afgelopen week nog had voorspeld, maar ook dat werd ons niet gegund. Al op zaterdagavond kondigde buienradar een enorme depressie aan die op zondag pal over Texel zou schuiven. Zondagochtend bleek wat dat in de praktijk betekende: veel regen en harde wind. We deden wat we konden. Toen het nog net droog was leverden we ons aandeel aan de discussie omtrent een groep fraters langs de Slufterweg: we konden uiteindelijk niet één zekere vinden. Toen het regende zaten we enige tijd in de luwte langs de waddendijk waar de regen over ons heen woei en we zicht hadden op enkele geoorde futen op zee en enkele sneeuwgorzen op de dijk. We probeerden ook nog even, opnieuw vergeefs, bij Oudeschild de zwarte ooievaar te vinden en vertrokken toen maar voortijdig van het eiland.
Als afsluiting gingen we, nog steeds in de regen, in Petten op zoek naar een bladkoning. En dit keer met succes: enkele keren kreeg ik de vogel kort maar mooi in beeld en een keer overstemde zijn roepje het regengedruis.

Storm en regen, die zullen we ons herinneren van het Dutchbirding vogelweekend 2012. Maar ook, wat mij betreft, kleine vliegenvanger, aziatische roodborsttapuit, zwarte zeekoet en bladkoning. Vaak genoeg moet je het met minder doen. Al had het natuurlijk, inderdaad, beter gekund.

14 oktober 2012


Meer lezen? Twee gezichten

dinsdag 9 oktober 2012

Valreep

Een stralende herfstdag in drie bedrijven.
Eerst een uur of twee rondgehangen op en rond de Algemene begraafplaats van Noordwijk. Een mooie plek: zo’n karakteristieke oude begraafplaats bij zee, waar het oude duinreliëf zich vertaalt in de hoge wallen aan de rand van het terrein, als een militaire versterking die de aanrukkende westenwinden moet weerstaan. Daaronder liggen in de luwte de graven in wat wellicht ooit een duinpan is geweest. Graven van mensen die nog de eervorige eeuw hebben meegemaakt, de grafstenen verweerd en door mos begroeid, grafschriften vol god en gebod. En daaromheen bosjes, kreupelhout en een dennenbosje aan de rand. Zwarte mezen, twee goudhaantjes in de takken boven ons, keep over, koperwieken over, lekker herfstig dus maar van de kleine vliegenvanger die hier gisteren is gevonden, helaas geen spoor meer.

Daarna door de duinen via Katwijk naar de Wassenaarse slag en een uurtje door de Ganzenhoek gedwaald op zoek naar bladkoning. Ook al geen spoor. Ging lekker zo!

Tenslotte uren rondgesjouwd op Lentevreugd, inmiddels vermaarde nieuwe natuur aan de binnenduinrand even ten noorden van Wassenaar. Bij aankomst wist men ons te vertellen dat de grote pieper die hier al sinds in elk geval gisteren rondhangt, er nog wel was. We werden verwezen naar een groepje vogelaars verderop. Daar hield de vogel zich op in de ruige vegetatie en af en toe liet die zich ook wel zien.
Dus daar de ruige vegetatie aan een uitgebreid onderzoek onderworpen, bosjes afgespeurd en goed gelet op alle op en rondvliegende graspiepers (veel), op zoek naar die ene grote pieper (weinig). Diverse keren werd die omgeroepen, maar telkens vloog er precies waar de vogel zou zijn ingevallen even later een veldleeuwerik op. Van grote pieper geen spoor. Een drievoudige sofdag dreigde.
Een van dichtbij opvliegende velduil mocht tot troost dienen. Enige tijd vloog hij rond boven het terrein voor hij verderop weer in de vegetatie verdween. Ook een paapje, diverse roodborsttapuiten en een paar holenduiven, onder meer, maar toen alweer iemand grote pieper had geroepen, hij wist het zeker, en er opnieuw een veldleeuwerik opvloog, toen geloofde ik het wel en ik was niet de enige. Telescoop ingepakt en terug naar de fiets.
Toen vloog-ie over ons heen. Een forse vogel, beduidend groter dan de vele graspiepers maar minder plomp dan de leeuweriken. Relatief lange staart, diep golvende vlucht, geen veldleeuwerik, vond ik. Het GP-woord durfde ik nog niet uit te spreken, na al die misclaims van vanmiddag, maar toen-ie opnieuw van dichtbij uit de vegetatie opvloog, zag ik toch echt geen witte vleugelachterrand. En korte tijd later, toen de vogel voor de verandering eens in kort gemaaid grasland was neergestreken, stonden we wel degelijk te kijken naar een fraaie grote pieper. Op de valreep.

7 oktober 2012


En dan nog deze: Kooivogel

dinsdag 2 oktober 2012

Stilte


Jaren geleden waren we midden in de winter een weekje in de Harz, in Duitsland. Als je daar het huis uit ging en je liep een stukje de bossen in, dan was het stil. Echt helemaal stil. Dan hoorde je alleen je eigen ademhaling en je eigen voetstappen. Nou konden vooral die laatste daar door de dikke laag sneeuw best veel geluid maken, maar als je dan stil stond en je hield je adem in, dan hoorde je vaak helemaal niets. Geen wind, geen vogels, niet het geruis van een autoweg in de verte, niets.
Zo stil heb ik het later nooit meer meegemaakt. Zulke stilte bestaat niet in Nederland. Stilte is in Nederland een schaars goed waar beleid op wordt gemaakt, en ondanks dat beleid komen we hier nooit dichter bij stilte dan bijvoorbeeld de stilte van vanmorgen in Beerschoten. Vanmorgen in Beerschoten merkte ik weer: bij ons maakt stilte geluid. De wind die de bomen doet ritselen. Een eenzaam kekje van een bonte specht, en hé, verderop nog een eenzaam kekje van een bonte specht. Het is alsof ze elkaar antwoorden, alsof die kekjes de ander moet vertellen: ‘hé, ik ben er nog hoor, blijf uit mijn buurt!’ Iets waar ze in luidruchtiger tijden zang, of in het geval van grote bonte spechten roffelen voor gebruiken.
In de verte, bijna onvermijdelijk in Nederland, het geruis van een autoweg. Maar verder dus stil. In de rest van Nederland mag het dan herfst zijn, daar mogen telkens nieuwe zwermen trekvogels het land overspoelen, al die drukte die de herfst eigen is, leken aan dit stukje bos volledig voorbij te gaan. Af en toe hoorde je een gaai krijsen, een enkele keer een piepje van een overvliegende graspieper, een paar keer het dezer dagen onvermijdelijke gerucht van zwarte mezen, af en toe kuifmees, af en toe boomkruiper, wat kauwen in de buurt en in het veld een paar witte kwikstaarten. Nou lijkt het zo nog heel wat maar als dat een ochtend lang echt alles is, is het niet veel. En het was echt alles. Het was er als in het oog van de orkaan. Als in een eenzaam dorpje in Gallië dat dapper stand houdt tegen de oprukkende legers rondom.
Kortom, weinig te melden, wat vogels betreft. Van de vogeltrek geen spoor. En van de plaatselijke standvogels slechts sporadisch enig teken.

28 september 2012


Meer uit het Utrechtse: Vol