dinsdag 12 maart 2024

In de regen

Het regende weer eens vanmorgen, hardnekkig en langdurig. Ik liet dat natuurlijk niet op me zitten en ben gewoon de Gagelpolder in gefietst. In de regen zongen daar de vogels onverstoorbaar de lente tegemoet. Bij alles wat we momenteel moeten ondergaan, van kabinetsformatie tot klimaatrampen tot boerenprotesten tegen de week zonder zuivel en vlees (hoe lang nog voor ze met hun trekkers bij ons op de stoep staan om ons te gebieden ook dagelijks hun dagelijks stukje vlees op tafel te zetten?) is het wel zo geruststellend dat de natuur, verzopen door de zoveelste regenvloed en verstikt door het stikstofoverschot, tegen de klippen op ook bij zulk weer toch nog gewoon haar eigen gang gaat en het voorjaar als vanouds zijn pionnen verzet. Vanmorgen zongen ook bij ons in het Gagelspeelbos ondanks de regen op diverse plekken weer de tjiftjaffen. Roodborsten prevelden hun gebed zonder end en zanglijsters zaten als hoge­priesters te orake­len in de boomtoppen. Luidkeels en bij decreet kondigen ze het voorjaar af. Lente, daar helpt geen moedertje lief aan.

11 maart 2024




maandag 11 maart 2024

Een verrukkelijke lentedag

Het was een verrukkelijke lentedag. Ik bracht die door in de omgeving van Winterswijk, een van de beste plekken om zo’n verrukkelijke lentedag door te brengen. Zo heb je er, op maar een paar kilometer fietsen van het station, Bekendelle, een van de fraaiste beekbegeleidende bossen die ik ken. Kronkelige bomen en warrelig kreupelhout ontspringen er aan duistere poelen. Ik werd er getrakteerd op onder andere een fraaie kleine bonte specht, roffelend in de top van een dode boomtak, op een vlak boven mijn hoofd foeragerende middelste bonte specht en op een af en toe zachtjes maar kristalhelder zingende kortsnavelboomkruiper. Alle drie hele fijne traktaties. Speenkruid en bosanemonen bloeiden, grote lijster, zanglijster, roodborst en vink zongen, grote bonte spechten roffelden en een grote gele kwikstaart was er flink actief. Onder andere. Meer lenteachtig krijg je het momenteel niet. Wel was het nog bewolkt en tamelijk fris toen ik er was, al begon de zon al voorzichtig door het wolkendek heen te schemeren.
Op weg naar de steengroeve begon het steeds meer op te klaren en eenmaal bij de oude groeve scheen de zon volop. Dat resulteerde meteen in grote vos, een fraaie vroege lentevlinder die vroeger heel zeldzaam was maar tegenwoordig vooral in het oosten van het land vrij algemeen schijnt te zijn. Maar bij mij thuis heb je die niet dus ik was er blij mee. Twee foerageerden er dichtbij en prachtig op een bloeiend wilgje: hoe lente wil je het hebben? Al was de oehoe er onvindbaar, de oude nestlocatie lijkt dit jaar verlaten. Helemaal onverwachts was dat niet: ik had helemaal geen meldingen gezien op Waarneming.nl.

Een onverwachte bonus deze lentedag was de kraanvogeltrek. Meestal komt de kraanvogeltrek elk voorjaar (en elke herfst) in twee golven en die hadden we dacht ik allebei al gehad. Dus de trek van vandaag had ik niet zien aankomen. Maar al in de trein las ik berichten van vluchten kraanvogels die over het land naar het noorden trokken en in Bekendelle had ik van ver het getrompetter gehoord van een verre trekgroep die onzichtbaar bleef. Twee waren er even later recht over me heen gevlogen.
Bij de steengroeve kreeg ik een telefoontje: er kwam uit de richting Winterswijk een flinke groep mijn kant op. Het duurde niet lang voor ik ze hoorde, wat al bijna de helft van het genoegen is, en daarna duurde het ook niet lang voor ik ze zag: een fraaie, langgerekte vlucht trok over de verre bosranden naar oost. Trekkende kraanvogels is iets dat vrijwel elke vogelaar in vervoering brengt. Het is groots en meeslepend en herinnert aan iets dat ons ontstijgt, dat zich hoog boven ons armzalig bestaan hier beneden afspeelt. Even leken ze de weg kwijt, even draaiden en cirkelden ze om elkaar heen waarna ze hun weg naar noord vervolgden.
Daarmee had ik al mijn doelsoorten deze dag binnen en had ik de verdere middag vrij om wat aan lummelen. Dat lummelen bracht me onder andere op een open plek langs de bosrand met ‘zelfbedieningsterras’ zoals een provisorisch bordje me wist te vertellen. Er was een leeg lokaaltje en verder niemand om me te helpen. Ik kon misschien nog mijn eigen thee gaan zetten maar qua zelfbediening vind ik dat een stapje te ver dus ik wilde al onverrichter zake vertrekken toen ik ineens boven me het getrompetter van kraanvogels hoorde. Op zo’n moment lopen bij elke vogelaar de rillingen over de rug. Een mooie groep van een stuk of zestig stuks vloog vrij laag over in noordoostelijke richting. Ze waren nog nauwelijks voorbij toen ik van de andere kant opnieuw kraanvogels hoorde. Daar kwam een groepje van een stuk of twintig aanvliegen, en bijna meteen ontdekte ik in hun kielzog diverse groepen van in totaal ruim honderd vogels, terwijl ook de eerste groep was omgekeerd. Het was alsof alle kraanvogels uit de wijde omtrek zich boven mij verzamelden, rondjes vlogen en met elkaar overlegden hoe hun weg te vervolgen. Dat hebben trekkende kraanvogels wel vaker: dat ze even de weg kwijt lijken en rondjes gaan draaien om het vervolg van hun route te bepalen. Dat leek zich nu recht boven mijn hoofd af te spelen. Dan kun je alleen maar in stilte toekijken en luisteren totdat ze hun weg vervolgen en aan de horizon verdwijnen.

9 maart 2024








vrijdag 8 maart 2024

Zwartkoprietzanger revisited

Het idee om zwartkoprietzanger te zien te krijgen, en dan meer dan een korte flits zoals afgelopen vrijdag, was eigenlijk totaal niet in me opgekomen. Kon alleen met heel veel geluk, leek me. Maar intussen blijkt het de afgelopen dagen toch heel wat mensen gelukt. Het heeft zelfs enkele heel acceptabele foto’s opgeleverd. Dus ik moest terug. Terug naar Rhenen, terug naar de Grebbedijk. En dus fiets ik bij het eerste ochtendlicht onderlangs de Grebbeberg. Schallende zanglijsters, kwetterende heggemussen en prevelende roodborsten, maar ook: mist. Het landschap krijgt er een bijna magisch tintje van maar het zou natuurlijk mijn plannen behoorlijk kunnen dwarsbomen.
Eenmaal ter plaatse valt het mee. Verder weg wordt alles een grijze waas maar het plasje beneden aan de dijk en het rietland daar zijn dichtbij. Grootste obstakel om de vogel te zien te krijgen is niet de mist maar het riet, net zoals dat een paar dagen terug het geval was. Hij zingt wel volop, meteen al bij aankomst, wat een plusje is ten opzichte van toen. Ik ben dan ook ruim een uur vroeger. Geregeld laat hij van die snerpende hoge tonen horen, zijn ‘nachtegaal-achtige stijgende fluittonen’ zoals de vogelgids dat uitdruk en daar word ik telkens weer een beetje blij van: het is er echt een!
Af en toe wordt-ie gezien, en daar kom ik natuurlijk voor.
De eerste keer dat ons wordt uitgelegd waar we kijken moeten, is aan mij niet besteed: ik zie niks. Dan is-ie weer stil, en uit beeld: de eerste kans gemist. Even later zingt-ie van wat verder weg, uit het riet aan de overkant van het plasje. Te ver om te mogen hopen op de gewenste zichtwaarneming. Maar ik maak me geen zorgen: ik heb nog wel een paar uur, als het moet.
Ook de tweede keer dat ons wordt uitgelegd waar we kijken moeten, weet ik de kans niet te verzilveren. Opnieuw kan ik ‘m ondanks de uitvoerige uitleg niet vinden. Ik ben hier slecht in, ik heb dat al vaker gemerkt. Maar de derde keer dat-ie gezien wordt, krijg ik ‘m zomaar in beeld. Korte tijd is-ie zichtbaar in het riet aan de achterrand van de nabije rietkraag. Veel beter dan afgelopen vrijdag, maar nog steeds te kort. Eigenlijk zie ik er maar weinig aan, dus ik ben er nog niet klaar mee.
De vierde keer dat-ie gezien wordt, zie ik onder in het riet, vlak boven het water, een vogeltje rondscharrelen. Eén moment zie ik een witte wenkbrauw die een donkere kruin begrenst, een ander moment een zwak getekende warmbruine rug. Het is meer dan zojuist maar ik ben er nog niet klaar mee. Een tijdje later vind ik hem zelf terug in de achterrand van de rietkraag. Af en toe is-ie vrij zichtbaar: opvallende witte wenkbrauwstreep, opvallende zwartachtige kruin en zwak getekende warmbruine rug. Het is niet heel veel meer dan zojuist, maar nu wel allemaal tegelijk en heel wat langer.
Zo zie ik telkens wat meer van ‘m en tenslotte zie ik mijn ultieme zwartkoprietzanger: in dezelfde rietrand als zojuist laat-ie zich geruime tijd prachtig zien. Nu zie ik ook het witte keeltje dat zo mooi afsteekt tegen de beige-achtige onderzijde. Nu sta ik gewoon geruime tijd tegen een onmiskenbare zwartkoprietzanger aan te kijken. Wat een paar dagen geleden nog ondenkbaar was: toch gelukt. Als-ie weer uit beeld verdwijnt, ben ik er wel klaar mee.

Op de terugweg klim ik nog even de Grebbeberg op. De mist hangt er nog steeds tussen de bomen en dat creëert een prachtige, bijna magische ambiance. Het is alsof ik door een sprookjesbos loop. Roep van middelste bonte specht. Ik zie een silhouet tussen de takken. Meer dan dat zit er onder deze omstandigheden niet in, maar dat deert me totaal niet. Het is prachtig hier en het is een fijne afsluiting van deze memorabele ochtend. Ik ga naar huis, nuttige dingen doen, over tot de orde van de dag.

6 maart 2024



Meer Zwartkoprietzanger
Meer twitchen: Stukjes griel









zondag 3 maart 2024

Zwartkoprietzanger

Het was dit keer een zwartkoprietzanger die ons uit de dagelijkse sleur bevrijdde: gisteren ontdekt in een klein rietveldje langs de Grebbedijk bij Rhenen. Zat volgens de berichten gistermiddag in de motregen nog af en toe te zingen dus het moest raar lopen, wilde hij er op deze stralende lenteochtend het zwijgen toe doen. Dat moest wel een inkoppertje worden, dachten we, waarna we iets anders konden gaan doen. Iets met dwergarend, hoopten we.
Maar zoveel logica was aan de vogel niet besteed: bij aankomst was-ie stil. Hij had al zowat een uur niet van zich laten horen, werd ons verteld, dus dat werd weer wachten, dat werd weer nagelbijten. We glibberden over de dijk omlaag naar een plek aan het prikkeldraad dichtbij de rietrand. Dat bood de beste kansen, werd ons verzekerd. Waarom anderen daar dan niet stonden, is mij niet helemaal duidelijk maar aan de staat van het gras aan de voet van de dijk was wel duidelijk te zien dat velen ons hier waren voorgegaan. Urenlang stonden we met onze poten in de modder. Ruim twee-en-een-half uur ingespannen luisteren leverde echter slechts cetti’s zanger op (ook mijn jaarlijkse zichtwaarneming, dus die heb ik maar alvast binnen), roepende groene spechten, overvliegende appelvink en grote lijsters, rietgorzen en een roepend waterral. Hoe ik ook mijn best deed om uit de omgevingsruis (wind, passerende auto’s, keuvelende vogelaars, een overvliegend vliegtuig) dat zo vurig gewenste geluidje te filteren, er was niets van te horen. Intussen glibberden we wat over de tot modder gemaakte voet van de dijk en over de dijkhelling om te kijken of ze elders meer succes hadden. Neen!
We vreesden al de tweede Dip van het Jaar, een prijs die je liever maar één keer per jaar uitlooft en liefst zelfs dat niet (en het is nog nauwelijks maart), toen iemand besloot hem toch maar even te tapen. Helpt niet, werd er geroepen, is gisteren al veelvuldig geprobeerd, reageert hij niet meer op, maar binnen een minuut was-ie aan het zingen. Eerst nog wat ver, eerst nog wat gedwee maar al gauw een stuk dichterbij en uiteindelijk vrij uitbundig. Het klinkt, vond ik, net een beetje anders dan de gemiddelde kleine karekiet: wat levendiger, minder nasaal, minder monotoon, en toen hij uiteindelijk ook wat hoge en heldere fluittonen door zijn voordracht begon te strooien, was ik zelf in ieder geval helemaal voldaan. Het was weer een toptwitch geweest.
Oh ja, dat ik tot twee keer toe ongeveer waar we hem hoorden zingen iets in het riet omlaag zag duiken, laat ik even buiten beschouwing. Zo’n mogelijke zichtwaarneming telt niet mee. Heb je niks aan.

1 maart 2024


Meer: Zwartkoprietzanger revisited

dinsdag 27 februari 2024

Naar de Zeeuwse en Zuid Hollandse eilanden

Elk jaar organiseren we met vogelwacht Utrecht in februari de excursie naar de Zeeuwse en Zuid Hollandse eilanden. Veel kan er veranderen in het leven maar dat niet: februari = de Delta! Maar voor zondag 18 februari, de dag waarop de excursie dit jaar gepland stond, was zoveel regen voorspeld, de hele dag lang, dat we hem maar afbliezen. En regen kregen we, de hele dag lang, dus we waren achteraf blij dat we de excursie hadden afgeblazen. Alleen was dit wel mijn allerfavorietste excursie. Legendarische locaties als de buitenhaven van Stellendam, de polders rond Goedereede, de Brouwersdam en de Prunjepolder staan jaarlijks op het programma, aangevuld met de ene keer Strijen, een andere keer de Kwade Hoek, soms een stukje Oosterscheldekering met Neeltje Jans en als we heel stoer zijn, of als er iets bijzonders te halen valt, het Veerse meer en omgeving. Allemaal plekken die zonder auto niet aan elkaar te rijgen zijn. Met OV en fiets is dat eenvoudig niet te doen dus als ik dat nog eens wil af en toe, dan moet dat wel in het kader van een auto-excursie. En ik wil dat heel graag af en toe, toch minstens een keer per jaar. Want de Zeeuwse delta voelt voor mij een beetje als mijn tweede thuis. Ik ben gehecht geraakt aan die weidse wateren, aan die leegte tot aan het volgende dijkje, aan die uitgestrektheid, omkaderd door honderden kilometers populierenlaan, strak gespannen aan de hori­zon, die als een erewacht hun ragfijn silhouet van takkenbossen torsen. Aan het zonlicht dat blijft plakken aan de gouden rietvelden en de glinsterend watervlaktes. En aan de ganzen, die met tienduizenden die leegte, die uitgestrektheid innemen.
Dat zit diep. Dat voert terug tot aan mijn jonge jaren. Als tiener al werd ik door mijn oom en tante meegenomen naar de Zeeuwse en Zuid Hollandse eilanden en na al die jaren en al die vele tochtjes ken ik ze langzamerhand bijna als mijn broekzak. Ik zag er mijn eerste zaagbekken, mijn eerste kanoeten, bij Strijen mijn eerste dwergganzen, bij Stellendam mijn eerste parelduiker. Dus toen we vorige week de excursie moesten afgelasten, ijverde ik ervoor om hem in plaats daarvan met een week uit te stellen. Zo geschiedde. En dus stonden we vanmorgen om even na 8 uur in polder het Oude Land van Strijen de ochtendkou en de poolwind die ons in de nek blies, te trotseren en te turen naar een groepje dwergganzen, altijd weer de dwergganzen bij Strijen, die zich heel af en toe vertoonden als er een of twee even hun hals strekten en hun kopje boven de greppel uitstaken waarin ze de meeste tijd schuil gingen. Dan waren dat aparte kopprofiel met het kleine snaveltje en het steile voorhoofd, en de kenmerkende hoog oplopende witte kol zichtbaar. Vaak was er niet meer van ze te zien dan een paar ruggen waarvan we maar moesten aannemen dat ze aan de kopjes van zojuist toebehoorden, maar soms zat er ineens een rijtje gansjes frank en vrij op de rand van de greppel en kon je je zelfs verbeelden dat je het gelige oogringetje kon zien. Terwijl de veldleeuwerik zong en de lente aankondigde die op dat moment nog zo ver weg leek. Zoals alle jaren hier.

De duizenden en nog eens duizenden brandganzen en de honderden kolganzen, hier en evengoed in de polders bij Goedereede: ook alle jaren hetzelfde maar het verveelt nooit. Bij Goedereede gingen we op zoek naar roodhalsgans maar die konden we niet vinden. Vanaf de dijk keken we uit over het Grevelingenmeer en het eilandje Markenje, waar meer dan honderd zwartkopmeeuwen bivakkeerden, met hun sierlijke, lelieblanke vleugels en met hun koppen al zwart. We vonden er ook de eerste grutto’s van het jaar. Toch voorjaar dus.
Zo gingen we van traditie naar traditie. De buitenhaven van Stellendam, waar je uitkijkt over de randen van de Kwade Hoek en over de zandplaten voor de kust met een witte vlek van kluten en spectaculaire vluchten bonte strandlopers die om en om oogden als de dag en als de nacht. De Brouwersdam waar het dit keer betrekkelijk rustig was maar waar we op afstand toch nog wel de zwarte zee-eenden, de middelste zaagbekken en de eiders zagen en waar we met enige moeite ook kuifduiker, geoorde fuut en twee roodkeelduikers vonden. Zoals ieder jaar daar, zij het meestal gemakkelijker. We sloten af met de Prunje, waar goudplevieren, wulpen en een paar pijlstaarten, lepelaars en kleine zilverreigers een vertrouwde entourage vormden. Ook dat was niet anders dan andere jaren. En de zwarte ruiter in de Weversinlaag evenmin, of de zilverplevieren op het eilandje in de Flaauwersinlaag en de kluten in de plasjes van de oude Prunje. We zagen nog een groepje grutto's, vonden een zwarte rotgans tussen de rotganzen en keerden tevreden huiswaarts. We hadden vrijwel niets meegemaakt dat we niet in voorgaande jaren ook hadden meegemaakt, en het was geweldig geweest.

25 februari 2024





vrijdag 16 februari 2024

Hoge Veluwe

Het was weer eens tijd om ons voor even te onttrekken aan alle aardse beslommeringen en voor een paar dagen onder te dompelen in het aards paradijs. Op de Hoge Veluwe dit keer. Drie dagen zaten we in een hotelletje in Otterlo. Een best wel sjiek hotelletje, leuk gelegen, zicht op velden en bosranden en de ingang van park de Hoge Veluwe op vijf minuten lopen waarna een witte fiets het hele park aan onze voeten neerlegde. Tegen half 12 kwamen we aan bij ons hotel en rond twaalf uur betraden we voor het eerst het Nationaal Park. Het schemerde al toen we het weer verlieten. De poort was dicht toen we bij de uitgang aankwamen maar gelukkig was er een Sesam-open-u-achtige knop waarmee we de poort konden openen en het park konden verlaten. Zaterdag waren we er van half 10 tot iets over zessen en zondag van half 10 tot een uur of vier. Veel langer kon niet. En al die tijd waren we omringd door de woeste vlaktes, de heidevelden, de zandverstuivingen en de ruige grasprairies, en door de ongerepte bossen met bemost oud hout, bemoste omgevallen bomen, bemoste afgewaaide takken en bemoste stronken, het bos was af en toe groen alsof het al voorjaar was. En dat was het eigenlijk ook. Vinken zongen alweer volop, grote lijsters schalden uit de verte, veldleeuweriken jubelden boven de velden alsof de 21e eeuw nog slechts een ver toekomstvisioen uit een sciencefictionfilm van weleer was en in het oude bos maakten zwarte spechten af en toe een kabaal dat horen en zien je verging. Ook de temperatuur was soms al een beetje lenteachtig. De weersvoorspellingen waren wat wankelmoedig geweest maar zoals bijna altijd viel het erg mee. Heel af en toe viel er een klein beetje regen maar vaker scheen de zon. Meest was het wat grijs maar met weinig wind voelde het af en toe al bijna als lente.
Vaak was het rustig in het park. Soms was het natuurlijk druk maar vooral in de eerste uren na de opening kwamen we meestal geen mens tegen. Ook vogels hielden zich soms langdurig stil en op de diverse wildobservatieposten die we bezochten was dan meestal geen wild te bekennen. Maar aan het eind van de middag kwamen ze tevoorschijn. Vooral vanuit de fraaie hut met de naam Millelamel lieten zich leuke groepen edelherten zien. Een stuk of vijftien vrouwtjes en jonge beesten waren gezellig bezig op de grasweide voor de hut. Bij het bosje van Staf een paar kilometer verderop was op een avond ook een mooie groep herten zichtbaar. Die zaten weliswaar vrij ver in het veld maar daar zaten wel heel wat heren tussen, imposante beesten met imposante geweien en dat is toch hoe je edelherten het liefst ziet. Zwijnen en moeflons zagen we overigens niet, om het over wolven maar niet te hebben. Die waren er trouwens vermoedelijk mede de oorzaak van dat we geen zwijnen en moeflons zagen. De soort van het weekend was, ondanks al dat beschikbare wild, uiteindelijk toch een vogel: een fraaie velduil vloog op het Oud Reemsterveld van dichtbij op, vloog een stukje over de hei, verdween even verderop weer in de vegetatie en was daar vervolgens onvindbaar.
En intussen geen gedoe met zeldzame vogels waar ik heen wilde, al hield ik natuurlijk wel op mijn telefoon nauwlettend hoewel machteloos bepaalde websites in de gaten en zorgde een claim van een witkeelgors op vrijdagmiddag korte tijd voor de nodige onrust. Die bleek gelukkig al gauw foutief ingevoerd.

We fietsten over fietspaden richting Schaarsbergen, langs het Pampelsche veld en De Pollen, langs zandduinen en glooiende heidevelden en langs graslanden in de verre diepte, we wandelden over het Oud Reemsterveld en we fietsten over de hoofdweg weer terug. We fietsten richting Hoenderloo, langs het Deelense veld en het Zwarte veld en om het jachtslot Sint Hubertus heen en keerden over de grote vlakte weer terug. En we deden tussendoor natuurlijk ook aan cultuur. We bezichtigden het jachtslot en bezochten Kröller-Müller waar we de beeldhouwwerken en sculpturen en de schilderijen bewonderden waar anderen veel zinniger dingen over kunnen zeggen dan ik. Wat ik ervan zeggen kan is dat ik van sommige erg onder de indruk was terwijl andere me veel minder deden. Maar waarom? Dat kan ik moeilijk uitleggen. Buiten genoten we nog van die prachtige combinatie van natuur en cultuur van de beeldentuin, waar je tegelijk kunt genieten van appelvink en zwarte specht en van indrukwekkende en soms waanzinnige kunstwerken. Zo zie ik stiekem toch cultuur het liefst: de uitingen van de menselijke geest in een context van bos en (een klein beetje) hei. Na afloop fietsten we nog één keertje rond Sint Hubertus en bij Otterlo verlieten we weer het park.

11 februari 2024












woensdag 7 februari 2024

Giervalk of geen giervalk, that’s the question

De giervalk op Texel diende een beetje als een wekker: het was tijd om weer eens in actie te komen. De afgelopen dagen geregeld en door velen gezien in of rond de Slufter. Gisteren zelfs de hele dag lang door meer dan honderd mensen ingevoerd, dus dat leek een inkoppertje.
Bij aankomst op het zuidelijke uitkijkplatform bij de Slufter nog niets. Wel veel vogelaars, maar van de giervalk nog geen spoor. Geen paniek: gisteren werd-ie ook pas na elf uur gevonden. Maar een kleine zilverreiger, een mooie havik op een van juist die paaltjes waarop we zo graag giervalk hadden gezien, en een langs jakkerend smelleken later is het al ruim over elven en ontbreekt van de giervalk nog altijd ieder spoor. Dan weet je: het gaat spannend worden. Spannender dan je lief is. We maken een uitstapje naar een akkertje tegen de stuifdijk aan een paar honderd meter verderop, waar veertien fraters zich voortreffelijk laten bekijken, maar terug op het uitkijkplatform nog altijd geen giervalk. Inmiddels is het al bijna twaalf uur dus het wordt wel zorgwekkend nu. We gaan de Slufter in en wandelen langs slenken en schorren richting monding, op zoek naar strandleeuweriken. Die zijn ook al niet te vinden. Wel tientallen drieteenstrandlopers, honderden bonte strandlopers, wat bontbekplevieren, pijlstaarten en meer. Leuk zat natuurlijk. We houden intussen de lucht in de gaten en checken in de verte alle paaltjes die we checken kunnen, maar van de giervalk nog altijd geen spoor en ook geen enkel bericht. Terug op het platform wijden we ons nog even aan het wachten op de giervalk maar dan gaan we iets anders doen.
Net voor ik het platform verlaat wordt nog een rode wouw gemeld. Ver weg boven het welvende duinland achter de Slufter pik ik hem op. Het is een aardige opsteker maar daarna gaat het van kwaad tot erger. Tussen duizenden rot- en brandganzen bij Oosterend zoeken we vergeefs naar roodhalsgans. Telkens worden groepen ganzen opgejaagd en spreiden ze zich weer over de velden. Dat maakt het er niet gemakkelijker op en uiteindelijk geven we het op en gaan naar het gemaal Dijkmanshuizen om daar een ijsduiker in te koppen. Maar vrijwel niets wil lukken vandaag: in plaats van ijsduiker wacht ons daar de volgende dip. Niets dan wat eiders, wat brilduikers en wat middelste zaagbekken op de rimpelende wateren. Daarmee lijkt de bodem wel bereikt. Ook van de giervalk nog altijd geen nieuws. Die hebben we langzamerhand uit ons hoofd gezet.
Collega-vogelaars, ook enigszins ontdaan over het missen van giervalk en ijsduiker (hoewel natuurlijk geheel ongelijke grootheden), bieden een lichtpuntje: die roodhalsgans zit er echt wel en laat zich fraai bekijken, verzekeren ze ons. Dus we rijden nog even terug, vinden de vogelaars, geparkeerd in de berm van het weggetje, en vinden prachtig vooraan in de nabije groep ganzen de roodhalsgans. Hoera, toch niet helemaal voor niks naar Texel afgereisd. Ook twee witbuikrotganzen en het bericht van een spannende valk op het strand bij de Slufter. Komt dan toch nog alles goed?
We laten er een boot voor schieten maar ter plaatse blijkt het helaas toch een slechtvalk te betreffen. Nee, deze dag verdient geen giervalk. We laten Toon nog even zien dat er echt wel wilde zwanen zitten tussen de kleine zwanen langs de Slufterweg en nemen de vijf-uurboot terug naar het vasteland.

4 februari 2024


Meer dips: Noordbroek